Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Het Esperanto in Twintig Lessen
Author: Blok, A.
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Het Esperanto in Twintig Lessen" ***


                         Het Esperanto
                               In
                         Twintig Lessen


      Bewerkt voor zelfonderricht cursus- en schoolgebruik

                    Door A. Blok, Rotterdam.


                         Achtste druk.

                            Frateco

                     Rotterdam   W. Zwagers



Voorwoord.

_"De ondervinding is de beste leermeesteres"._

Dit spreekwoord is niet te onpas bij het samenstellen van een
Esperanto-leerboek. Waar tot nog toe voor cursuslessen dikwijls het
leerboekje van den _Heer WITTERIJCK_ _"Esperanto in 10 lessen"_, als
het geschikst daarvoor, werd gebruikt, heeft de ondervinding geleerd,
dat dit boekje, ofschoon volledig, te beknopt is, waardoor velen,
die met ijver de studie van het Esperanto begonnen, spoedig deze ook
weer staakten. De hoofdoorzaak hiervan is te vinden in het feit,
dat het meerendeel der Esperanto-leerende menigte de schooljaren
reeds geruimen tijd achter den rug heeft en dientengevolge de zoo
hoognoodige Nederlandsche taalregels vergeten is.

Dit heeft mij op het denkbeeld gebracht, te trachten deze oorzaak weg
te nemen, door aan de hand van WITTERIJCK'S "Leerboekje in 10 lessen"
een uitgebreider samen te stellen in 20 lessen, waarin de leerling,
behalve over het Esperanto, ook een onmisbaar klein overzicht van de
Nederlandsche taal krijgt, en niet geheel zal behoeven te steunen
op datgene, wat de onderwijzer tijdens de lessen ervan vertelt,
wat grootendeels toch weer vergeten wordt.

Moge dit werkje een gunstig onthaal vinden bij onderwijzers en
leerlingen en daardoor krachtig medewerken tot groei en bloei van de
wereldhulptaal _Esperanto_.


A. Blok.

Rotterdam, Nov. 1912.



Bij den Tweeden Druk.


Gaarne voldeed ik aan het verzoek van den Uitgever, om een tweede
druk van mijn leerboekje in gereedheid te brengen.

Dankbaar heb ik van de op- en aanmerkingen mijner geestverwanten
gebruik gemaakt en hier en daar een kleine wijziging of aanvulling
aangebracht, welke door gebruikers van den 1en druk met geringe moeite
in den tekst bijgeschreven kunnen worden.

Ik hoop en vertrouw dat deze tweede druk een even gunstig onthaal zal
vinden als de eerste, welke getoond heeft in eene behoefte te hebben
voorzien, daar zij reeds in één jaar uitverkocht is.


A. B.

Rotterdam, Jan. 1914.



Bij den Vierden Druk.

Aangenaam is het mij te kunnen constateeren, dat van mijn leerboekje
een veelvuldig gebruik is gemaakt, daar reeds weer een nieuwe druk
moet worden opgelegd. Met het oog op de vele in gebruik zijnde
boeken van den 2en en 3en druk en daar het niet noodig is gebleken
dat ingrijpende veranderingen moesten worden aangebracht, is deze
oplaag behoudens een paar kleine wijzigingen geheel gelijk aan de
voorgaande zoodat ze beiden tegelijk kunnen gebruikt worden.

Tevens heb ik als leesoefening nog een verhaaltje ingelascht.


A. B.

Rotterdam, Nov. 1916.



Bij den Zevenden Druk.

Deze druk is gelijk aan den vorigen.


A. B.

Rotterdam, Oct. 1920.



Het Esperanto in twintig lessen.

Het Alphabet.


        Vorm    Naam                 Uitspraak.

        A  a     a          als de lange _a_ in _dagen_.
        B  b     bo         als in 't Nederlandsch.
        C  c     co         als _ts_ in plaa_ts_en.
        Cx cx    cxo        als _tsj_ in 't Nederlandsch.
        D  d     do         als in 't Nederlandsch.
        E  e     e          als de lange _e_ in _beer_.
        F  f     fo         als in 't Nederlandsch.
        G  g     go         als een zachte _k_ met keelgeluid in
                            _zakdoek_.
        Gx gx    gxo        als _dzj_ in 't Nederlandsch.
        H  h     ho         als in 't Nederlandsch.
        Hx hx    hxo        als _ch_ in _lachen_.
        I  i     i          als de lange _i_ in _titel_.
        J  j     jo         als in 't Nederlandsch.
        Jx jx    jxo        als _zj_ in 't Nederlandsch.
        K  k     ko         als in 't Nederlandsch.
        L  l     lo                idem.
        M  m     mo                idem.
        N  n     no                idem.
        O  o     o          als de lange _o_ in _oor_.
        P  p     po         als in 't Nederlandsch.
        R  r     ro                idem.
        S  s     so                idem.
        Sx sx    sxo        als _sj_ in 't Nederlandsch _sjouwen_.
        T  t     to         als in 't Nederlandsch.
        U  u     u          als _oe_ in _koe_, _goed_.
        V  v     vo         als _w_ ongeveer in 't Nederlandsch.
        Z  z     zo         als in 't Nederlandsch.
        Aux, tweeklank,     als _au_ in 't Nederlandsch _pauw_.
        Eux,   idem         als _eeu_        idem       _spreeuw_.


Zooals men ziet mist het Esperanto Alphabet de letters _ij_, _q_, _w_,
_x_ en _y_, welke niet gebruikt worden, doch heeft het méér de letters:


        cx in cxevalo, spreek uit tsjeewaaloo.
        gx in gxardeno, spreek uit dzjaardeenoo.
        hx in hxemio, spreek uit cheemieoo.
        jx in jxauxdo, spreek uit zjaauwdoo.
        sx in sxerci spreek uit sjeertsie.


Esperanto is phonetisch, d.w.z. iedere letter heeft haar eigen bepaalde
klank en wordt dus door slechts één letterteeken voorgesteld.

De klinkers _a_, _e_, _i_ en _o_ worden dus altijd uitgesproken met
zachtlangen klank, bijv.: aglo, spreek uit aagloo = arend; eble,
spreek uit eeblee = mogelijk; vintro, spreek uit wientroo = winter;
ovo, spreek uit oowoo = ei; terwijl _u_ den oe-klank heeft als bulo,
spreek uit boeloo = bol.

Aanmerking: In 't gebruik worden deze klanken in gesloten lettergrepen
iets korter uitgesproken en komen dan overeen met de uitspraak in
onze woorden _pad_, _pet_, _pit_ en _pot_.

De klemtoon valt altijd op den vóórlaatsten lettergreep, bijv.:
_pa_tro = vader; cxe_va_lo = paard; so_i_fo = dorst; ho_di_aux = heden.

Bij samengestelde woorden valt de klemtoon op elken vóórlaatsten
lettergreep van de samenstellende deelen, bijv. kura_cist_ed_zi_no =
de vrouw van een geneesheer.

Het afbreken van woorden aan het eind van een regel kan naar willekeur
geschieden, doch de ondervinding beveelt aan, de woorden alléén
af te breken na'n woorddeel, dus bijv. na het stamwoord of na de
samenstellende deelen, bijv.: esper-anto, pa-rol-an-ta, ferm-il-aro.



CHAPTER 1

Eerste Les.



Het Lidwoord.

Het eenige _lidwoord_ in 't Esperanto is _la_, onverschillig voor
welk geslacht of getal: la patro = de vader, la patrino = de moeder,
la infano = het kind, la patroj = de vaders.

Ons onbepaald lidwoord een ('n) blijft onvertaald, dus: een of 'n
vader = patro, een of 'n kind = infano.

Aanmerking: In gedichten ter verkrijging van de dichtmaat en soms
wel in de schrijftaal, wordt ook wel l' gebruikt, doch in het laatste
geval maar alléén na voorzetsels met een klinker op 't eind.



Het Zelfstandig Naamwoord.

Een _zelfstandig naamwoord_ (z.n.w.) is de naam van een werkelijke
zelfstandigheid of van datgene, wat als een zelfstandigheid wordt
voorgesteld.

Al zulke woorden eindigen in 't Esperanto op _o_, als: tablo = tafel,
patro = vader, rimedo = middel, espero = hoop.

Het meervoud wordt gevormd door toevoeging van _j_ achter den uitgang
_o_, als tabloj = tafels, patroj = vaders, rimedoj = middelen,
infanoj = kinderen.



Het Bijvoeglijk Naamwoord.


Het _bijvoeglijk naamwoord_ (bijv. n.w.) drukt een hoedanigheid of
een kenmerk van een zelfstandigheid uit en gaat in 't Esperanto altijd
uit op _a_.

Het krijgt tevens dezelfde uitgangen als het z.n.w., bijv.: bona
patro = een goed vader, bonaj patroj = goede vaders, bela arbo =
een mooie boom, belaj arboj = mooie boomen.



Het Werkwoord.

Een _werkwoord_ (w.w.) is een woord, dat 'n werking, handeling
enz. uitdrukt, als: loopen, ontvangen, schrijven.

_Wij liepen_ komt van _loopen_. _Hij ontving_ komt van
_ontvangen_. _Hij had geschreven_ komt van _schrijven_.

Deze vormen _loopen_, _ontvangen_, _schrijven_, waarbij alleen de
werking wordt uitgedrukt, zonder dat feitelijk eene werking verricht
wordt, noemt men de _onbepaalde wijs_ van 'n werkwoord. Deze onbepaalde
wijs gaat in het Esperanto altijd uit op _i_.

De _tegenwoordige tijd_ der _aantoonende wijs_ (welke later zal
verklaard worden) eindigt voor alle personen, zoowel enkel- als
meervoud, op _as_, bijv.: la knabo batas = de knaap slaat, la knaboj
batas = de knapen slaan.



Het Bijwoord.

Zooals een _bijv. n.w._ een bijzonderheid aanduidt van een
_zelfst. n.w._, zoo duidt een _bijwoord_ 'n bijzonderheid aan van
'n _werkwoord_ en gaat altijd uit op _e_.

Het heeft niet, zooals een bijv. n.w., een meervoudsuitgang, bijv.:
kanti = zingen, bele kanti = mooi zingen, kuri = loopen, rapide kuri =
vlug loopen.

Een bijwoord kan ook een bepaling zijn van 'n bijv. n.w. of van een
ander bijwoord, doch nooit van 'n zelfst. n.w., bijv.; even mooi
zingen = same bele kanti.


Woordvorming.

Het Esperanto bestaat uit ± 2000 stamwoorden, welke voor het meerendeel
zijn genomen uit de moderne talen, en waarvan de andere woorden
gevormd worden.

Voor de woordvorming bedient men zich in 't Esperanto van _voor-_
en _achtervoegsels_. In iedere les zullen hiervan een paar behandeld
worden. Als eersten volgen hier:

_Het voorvoegsel_ _mal-_ _en het achtervoegsel_ _-in_.

_Mal_ drukt uit het tegenovergestelde van wat het stamwoord zegt,
bijv.: bona = goed, malbona = slecht; bela = mooi, malbela = leelijk;
juna = jong, maljuna = oud; amiko = vriend, malamiko = vijand.

_In_(o) duidt het vrouwelijk geslacht aan van het stamwoord, bijv.:
patro = vader, patrino = moeder, frato = broeder, fratino = zuster.



Leer de volgende woordjes van buiten:


        familio    familie
        avo        grootvader
        patro      vader
        filo       zoon
        frato      broeder
        nepo       kleinzoon
        onklo      oom
        nevo       neef (kind v. broer of zuster)
        kuzo       neef (kind v. oom of tante)
        fiancxo    verloofde
        edzo       echtgenoot
        viro       man
        homo       mensch
        sinjoro    mijnheer, heer
        knabo      knaap, jongen
        frauxlo    jongman
        infano     kind
        parenco    bloedverwant
        societo    gezelschap
        amiko      vriend
        najbaro    buurman
        servisto   dienaar, bediende, knecht
        azeno      ezel
        granda     groot
        bona       goed
        juna       jong
        gaja       vroolijk
        felicxa    gelukkig
        kontenta   tevreden
        esti       zijn
        povi       kunnen
        legi       lezen
        skribi     schrijven
        devi       moeten
        veni       komen
        kanti      zingen
        ludi       spelen
        kuri       loopen
        al         naar, aan
        en         in
        sur        op
        sub        onder
        de         van
        kun        met
        dum        gedurende, terwijl
        kaj        en



Vertaling:

Patrino, filino, frauxlino, avino, nepino, onklino, edzino, virino,
patroj, filoj, infanoj, patra, patrina, infana, malkontenta.


Vertaal in Esperanto:

Verloofde (vr.), oud, slecht, mevrouw, leelijk, nicht, juffrouw,
droevig, tante, meisje, buurvrouw, ongelukkig, klein.


Vertaling:

La edzo legas, la edzino skribas. La infano ludas kaj kuras. La kuzino
kantas bele. La bona patrino. La frauxlino skribas al la amikino. La
amikino estas malgaja. La juna frauxlino ludas kun la infanoj de la
najbaro. La knabo estas malkontenta. La avo skribas al la amiko. La
avo kuras. La juna infano estas malgranda. La amiko skribas bele. La
maljuna viro estas malfelicxa. La malbona najbaro kuras kun la juna
infano de la nevo. En la familio estas maljuna avo kaj juna knabino. La
felicxaj knaboj kantas, dum la malgajaj amikoj skribas.


Vertaal in Esperanto:

De knaap speelt. De jonge vriendin zingt. De goede tante leest. De
juffrouw schrijft. Het kind is tevreden. De nicht speelt en de neef
zingt. De vader schrijft aan den zoon. De zuster van de vriendin. De
tante van den buurman. De goede grootmoeder van het jonge kind. De
broeder van den jongen buurman is gelukkig. De familie is groot. De
vader is gelukkig en tevreden. De vrouw zingt vroolijk, terwijl de
man schrijft. De bloedverwanten komen. Het kleine meisje loopt naar
de moeder. De dochter van den buurman is een tevreden en gelukkig
kind. Een man en eene vrouw zijn menschen.



CHAPTER 2

Tweede Les.



Persoonlijke Voornaamwoorden.

_Persoonlijke Voornaamwoorden_ zijn die woorden, die in de plaats komen
van persoons-, dier- of zaaknamen. Zij noemen de zelfstandigheden niet,
doch duiden die slechts aan. Het zijn de volgende:


        Enkelvoud   1e persoon mi  = ik, mij.
                    2e persoon ci  = jij, jou.
                    3e persoon li  = hij, hem.
                    3e persoon sxi = zij, haar.
                    3e persoon gxi = het (alleen voor zaken
        en dieren of personen, waarvan het geslacht onbekend is).

        Meervoud    1e persoon ni  = wij, ons.
                    2e persoon vi  = gij, u.
                    3e persoon ili = zij (voor alle geslachten).


Verder heeft men het _onbepaalde_ en onveranderlijke voornaamwoord
_oni_ = men, en een _wederkeerig_ voornaamwoord _si_ = zich; beiden
voor den 3en persoon.

Aanmerking: _ci_ = jij wordt zelden gebruikt; meestal gebruikt men
den beleefdheidsvorm _vi_ ook in het enkelvoud.



De ontkenning.

Om een ontkenning uit te drukken gebruikt men in het Esperanto
het woordje _ne_, dat _neen_ of _niet_ beteekent. Dit wordt altijd
vóór het werkwoord geplaatst, dus niet zooals in 't Nederlandsch,
waar dit dikwijls achteraan komt, bijv.: ik loop niet = mi ne kuras;
de knaap leert niet = la knabo ne lernas.



Vragende Zinnen.

Vragende zinnen worden gevormd, door het woordje _cxu_ vóór aan
den bevestigenden zin te plaatsen, dus ook weer niet zooals in 't
Nederlandsch door omzetting van den bevestigenden zin, bijv.:


        _bevestigend_: de vader komt = la patro venas.
        _vragend_: komt de vader? = cxu la patro venas?


Bij zinnen, welke reeds met een vragend woord beginnen, is _cxu_
natuurlijk overbodig; bijv. zinnen, die beginnen met de vragende
woorden _wie_, _wat_, _welke_, _hoe_, _wanneer_, _waar_.


        Bijv.: Wie loopt daar? = Kiu kuras tie?
               Waar zijt gij? = Kie vi estas?


Voorvoegsels _bo-_ en _ge-_.

_Bo-_ duidt aan verwantschap door het huwelijk, bijv.: patro = vader,
bopatro = schoonvader; frato = broeder, bofrato = schoonbroeder
of zwager.

_Ge-_ vereenigt de twee natuurlijke geslachten, bijv.: patro = vader,
gepatroj = vader en moeder of ouders; frato = broeder, gefratoj =
broeder en zuster. De j van gepatroj en gefratoj duidt het meervoud
aan.


Leer van buiten:


        hundo      hond
        kato       kat
        cxevalo    paard
        bovo       rund
        birdo      vogel
        koko       haan
        floro      bloem
        arbo       boom
        sxtono     steen
        sablo      zand
        gxardeno   tuin
        kampo      veld, land
        vilagxo    dorp
        provinco   provincie
        urbo       stad
        vetero     weder (z.n.w.)
        varma      warm
        kara       lief, dierbaar, duur
        afabla     beminnelijk, vriendelijk
        sola       alleen
        fari       doen, maken
        kreski     groeien
        flugi      vliegen
        tiu        die, dat (aanw. v.n.w.)
        tiu-cxi    deze, dit (aanw. v.n.w.)
        tio        dat (zelfst.)
        kiu?       wie?
        kio?       wat?
        kia?       welk?
        kiel?      hoe?
        cxe        bij
        sed        maar
        jes        ja
        ne         neen, niet
        nun        nu
        cxiam      altijd
        ankoraux   nog
        ankaux     ook
        hodiaux    heden, vandaag
        baldaux    spoedig
        ho!        o! oh!
        cxu        duidt vragende zinnen aan; heeft geen bepaalde
                   beteekenis.



Vertaling:

Bopatrino, bofilino, bofratino, geonkloj, geknaboj, geedzoj,
gefiancxoj, gesinjoroj, gepatra, kokino, bovino, malkara, malafabla,
malvarma.



Vertaal in Esperanto:

Schoonzoon, schoonvader, dienstbode, schoonbroeder, ontevreden,
bloedverwanten, kleinkinderen, grootouders, jongens en meisjes,
jongelieden.



Vertaling:

La onklinoj legas kaj la infanoj ludas kun la hundo kaj la kato. La
urbo estas granda kaj bela. La vilagxo estas malgranda. La gxardeno ne
estas granda kaj bela. En la gxardeno kreskas belaj floroj kaj grandaj
arboj. En la urbo estas gxardeno. La birdoj flugas en la gxardenoj kaj
kantas sur la arboj. La vetero estas bela kaj varma. La cxevalo estas
sur la kampo. La kato kaj la hundo kuras en la gxardeno. La vetero ne
estas varma hodiaux. La knabo ne legas sed skribas. Me venas de la
avo kaj mi kuras al la frato. Li estas en la gxardeno. Vi ne estas
granda sed vi estas malgranda. Tiu cxi hundo estas granda. Tiu homo
estas felicxa. Kiu estas felicxa? Kiu kuras en la gxardeno? Kia infano
ludas kontente? Kio estas sur la sablo? Kiel estas la vetero? Cxu la
infano ludas kaj kuras? Cxu la familio estas granda?



Vertaal in Esperanto:

In de stad zijn groote tuinen. In den tuin van de stad groeien schoone
bloemen en vliegen vroolijke vogels. Het kind speelt met den hond en de
kat. De grootouders zijn gelukkig en tevreden. De kleinkinderen zijn
nog jong. De lieve ooms en tantes. De verloofden zijn op het veld. De
jongens en meisjes zijn niet droevig maar vroolijk. De dienstbode is
niet gelukkig. De hond is een vriend van den mensch. De kat is niet
groot maar klein. De paarden en de koeien loopen in het veld. De
vogel vliegt. De haan kan ook vliegen [1] maar niet zingen. Schoone
bloemen en boomen groeien in den stadstuin. Het dorp is niet groot
maar mooi. Het weder is heden koud en slecht. Is de moeder jong
en schoon? Is het weder heden niet slecht? Zijn de kinderen van de
buurvrouw lief? Is zij alleen in den tuin? Zingen wij mooi? Deze kat
en die hond zijn van de buurvrouw. Dat kan niet. Wie is tevreden? Welke
jongen speelt in den tuin? Wat is schoon? Hoe zingt de vogel?



CHAPTER 3

Derde Les.


Naamvallen.

In onze taal onderscheidt men 4 naamvallen. Naar gelang van den dienst,
dien het woord in den zin verricht, zegt men dat het voorkomt in den
1en, 2en, 3en of 4en naamval.

Zoo staat het _onderwerp_, wat in een zin datgene is, dat de handeling
verricht, in den _1_en naamval en het _lijdend voorwerp_, wat datgene
is, dat de handeling, door het onderwerp verricht, lijdt of ondergaat,
in den _4_en naamval.

Deze 1e en 4e naamvalsvorm worden in het Esperanto gebruikt; de 2e
en 3e naamval kunnen steeds omschreven worden, de 2e naamval door
het voorzetsel _de_ en de 3e naamval door het voorzetsel _al_.

Ook in 't Nederlandsch kan de 2e naamval omschreven worden met _van_
en de 3e naamval met _aan_.

Verder heeft een zin altijd een werkwoord (het _gezegde_) en kan hij
ook verschillende bepalingen (van tijd, plaats, wijze enz.) hebben.

De 4 naamvallen, welke dus een zelfst.n.w. kan hebben, noemt men de
_verbuiging der zelfst. n.w._

Hieronder volgt voor elk der Nederlandsche geslachten een verbuiging:


Mannelijk.

     _Enkelvoud._                    _Meervoud._

1e. de vader          la patro       de vaders          la patroj
2e. des vaders of     de la patro    der vaders of      de la patroj
    van den vader                    van de vaders
3e. den vader of      al la patro    den vaders of      al la patroj
    aan den vader                    aan de vaders
4e. den vader         la patron      de vaders          la patrojn


Vrouwelijk.

    _Enkelvoud._                     _Meervoud._

1e. de moeder         la patrino     de moeders         la patrinoj
2e. der moeder of     de la patrino  der moeders of     de la patrinoj
    van de moeder                    van de moeders
3e. den moeder of     al la patrino  den moeders of     al la patrinoj
    aan de moeder                    aan de moeders
4e. de moeder         la patrinon    de moeders         la patrinojn


Onzijdig.

    _Enkelvoud._                     _Meervoud._

1e. het kind          la infano      de kinderen        la infanoj
2e. des kinds of      de la infano   der kinderen of    de la infanoj
    van het kind                     van de kinderen
3e. het kind of       al la infano   den kinderen of    al la infanoj
    aan het kind                     aan de kinderen
4e. het kind          la infanon     de kinderen        la infanojn


Men kan elken zin gaan verdeelen--wat men ontleden noemt--in de
bovenstaande naamvallen en bepalingen, bijv.: De zoon des vaders geeft
den jongen een appel = La filo de la patro donas al la knabo pomon.

Deze zin wordt aldus ontleed: de zoon = la filo = onderwerp of 1e
naamval; des vaders (van den vader) = de la patro (duidt op bezit van
iets) = 2e naamval; geeft = donas (tegenwoordige tijd van 't werkwoord
geven) = gezegde; den jongen (aan den jongen) = al la knabo (overgang
van 'n handeling op 'n anderen persoon) = 3e naamval; een appel =
pomon = lijdend voorwerp of 4e naamval.



Bijstellingen.

In 't Esperanto hebben _bijstellingen_ denzelfden naamval als het
zelfst. n.w. waarbij ze behooren, bijv.: Ik ga naar mijn vriend,
den dokter = Mi iras al mia amiko, la kuracisto. Ik zie mijn vriend,
den dokter = Mi vidas mian amikon, la kuraciston.

Wanneer men iemand aanspreekt, blijft de bijstelling in den 1en
naamval, bijv.: Kom, ik wacht u, mijn lieve jongen = Venu, mi atendas
vin, mia kara knabo.



Het lijdend voorwerp.

Aangezien in 't Esperanto veel vrijheid wordt gelaten in den
zinsbouw en het lidwoord _la_ altijd onveranderd blijft, zou het
kunnen gebeuren, dat men tenslotte niet meer wist wat onderwerp en
wat voorwerp in 'n Esperanto-zin was.

Ter vermijding hiervan krijgt het voorwerp (4e naamval) wat we
lijdend voorwerp noemen, omdat het de handeling lijdt of ondergaat,
als uitgang de letter _n_.

Vertaalt men dus: _De man slaat den jongen_, dan kan men dit op de
volgende manieren doen:

La viro batas la knabo_n_, óf La viro la knabo_n_ batas, La knabo_n_
batas la viro, óf La knabo_n_ la viro batas.

Men verliest in deze 4 vertalingen _noch_ het onderwerp _noch_ het
voorwerp uit het oog.

Moest men evenwel vertalen: La viro batas la knabo, òf La knabo
batas la viro, dan kon in beide vertalingen zoowel de jongen als de
man slaan.

Veelal wordt in 't Esperanto de 3e naamval vertaald gelijk de 4e
naamval en dus niet omschreven met het voorzetsel _al_, b.v.: Ik
schrijf hem = Mi skribas lin of Mi skribas al li.

Dit is evenwel niet geoorloofd, wanneer er een lijdend voorwerp bij
het werkwoord behoort. Alsdan moet de 3e naamval omschreven worden,
b.v.: Ik schrijf hem een brief = Mi skribas al li leteron.



Achtervoegsels _et_ en _eg_.


_Et_ vormt verkleinwoorden, bijv.: knabo = jongen, knabeto = jongetje;
filino = dochter, filineto = dochtertje; arbo = boom, arbeto = boompje;
flugi = vliegen, flugeti = fladderen.

_Eg_ vormt vergrootingen, bijv.: pluvo = regen, pluvego = stortregen;
bela = schoon, belega = prachtig.

Het achtervoegsel _eg_ bij zelfst. n.w. heeft ongeveer dezelfde
beteekenis als in 't Nederlandsch de uitdrukking _zeer groot_, bijv.:
nazo = neus, nazego = zeer groote neus; kapo = hoofd, kapego = zeer
groot hoofd.



N.B. In 't Esperanto wordt de grootte in onderstaande volgorde en
wijze uitgedrukt:

zeer groote boom = arbego, groote boom = granda arbo, boom = arbo;

kleine boom = malgranda arbo, zeer kleine boom of boompje = arbeto.



Leer van buiten:


        korpo      lichaam
        hauxto     huid (vel)
        viando     vleesch
        parto      deel
        osto       been (algem.)
        sango      bloed
        kapo       hoofd
        haro       haar
        vizagxo    wezen (gelaat)
        mieno      gelaat (de trekken)
        brovo      wenkbrauw
        frunto     voorhoofd
        okulo      oog
        orelo      oor
        vango      wang
        nazo       neus
        busxo      mond
        lipo       lip
        dento      tand
        lango      tong
        rozo       roos
        rapida     vlug
        blanka     wit
        nigra      zwart
        bruna      bruin
        rugxa      rood
        verda      groen
        flava      geel
        blua       blauw
        pala       bleek
        blinda     blind
        surda      doof
        havi       hebben
        rimarki    bemerken
        vidi       zien
        auxdi      hooren
        auxskulti  luisteren
        flari      ruiken
        gustumi    proeven, smaken
        iri        gaan
        diri       zeggen
        ke         dat (voegw.)
        se         indien
        aux        of
        nur        slechts, maar
        ofte       dikwijls
        tro        te, te veel
        ecx        zelfs (bijw.)
        per        door middel van, met



Vertaling:

Fileto, infaneto, hundego, birdeto, gxardeneto, grandega, boneta,
belega, malbelega, flugeti, oreleto, okulego.



Vertaal in Esperanto:

Dochtertje, hondje, zeer groote tuin, zeer goed, wimpers (oogharen),
snor (lipharen), mondje, zeer groote tanden, zeer kleine tong, neusje.



Vertaling:

La avo estas surda. La vizagxo de la frauxlino estas pala; sxi havas
brunajn okulojn kaj rugxajn harojn. La cxevalo de la onklo estas granda
kaj bruna, gxi kuras tre bone. La vetero estas hodiaux malvarmega. Mi
venas de la avo kaj mi nun iras al la frato. Kiu diras, ke la vetero
estas bela? Kia birdo ne povas kanti? La bela birdeto, kiun la knabo
havas, kantas belege. Mi auxdas per la oreloj; mi flaras per la
nazo. Malgrandaj infanoj havas nazetojn. Mi havas okulojn en la kapo.



Vertaal in Esperanto:

De oude grootvader en de jonge kleinzoon gaan naar de stad. De dochter
van den buurman zingt prachtig. Het paard loopt zeer vlug. De kat en
de hond zijn geen goede vrienden. Wij hebben prachtig witte, gele
en roode rozen in den tuin. Wie loopt snel in den tuin? Het kleine
meisje heeft bruine oogen en zwarte haren. Het kind bemerkt, dat het
niet alleen is. De wangen van het meisje zijn rood. De zwarte oogen
van dien man zijn leelijk. Wie heeft roode haren? Hij heeft bruine
tanden in den mond. Hij is blind en kan ook niet loopen. De bek van
het paard is zeer groot. Het bloed is in het lichaam en is rood. Op
het gelaat ziet men de wenkbrauwen. Een deel van het lichaam bestaat
uit (konsistas el) beenderen.



CHAPTER 4

Vierde Les.



Bezittelijke Voornaamwoorden.

De _bezittelijke voornaamwoorden_ drukken, zooals de naam reeds
aanduidt, een bepaling van een bezitting uit en worden gevormd van
de _persoonlijke_ voornaamwoorden door achtervoeging van _a_ achter
die v.n.w.

De uitgang _a_ duidt tevens ook aan, dat ze een bijvoeglijk karakter
hebben en dus bij zelfst. n.w. gebruikt worden. Het zijn: _mia_,
_cia_, _lia_, _sxia_, _gxia_, _nia_, _via_ en _ilia_.

Ze volgen ook, evenals de bijv. n.w., het zelfst. n.w. in meervouds-
en voorwerpsuitgang.

Verder heeft men het bezittelijk bijv. v.n.w. _sia_, dat alleen
dàn gebruikt wordt vóór het naamwoord, indien de bezitting aan het
onderwerp van den zin toegekend wordt.

Voorbeelden:

De moeder vergeet _haar_ boek (haar eigen) = La patrino forgesas
sian libron.

De moeder vergeet _haar_ boek (van haar dochter) = La patrino forgesas
sxian libron.

De man werkt in _zijn_ tuin (zijn eigen) = La viro laboras en sia
gxardeno.

De man werkt in _zijn_ tuin (van zijn zoon) = La viro laboras en
lia gxardeno.

De jongens spelen met _hunne_ honden (hun eigen) = La knaboj ludas
kun siaj hundoj.

De jongens spelen met _hunne_ honden (van hun buren) = La knaboj
ludas kun iliaj hundoj.

Zij ziet de kat en _haar_ oogen (haar eigen) = Sxi vidas la katon
kaj siajn okulojn.

Zij ziet de kat en _haar_ oogen (van de kat) = Sxi vidas la katon
kaj gxiajn okulojn.



Men gebruikt dus _sia_ alleen dàn, wanneer men in het Nederlandsch de
woordjes _zijn_, _haar_, _hun_ of _hunne_ kan vervangen door _zijn
eigen_, _haar eigen_, _hun eigen_ of _hunne eigene_. In alle andere
gevallen gebruikt men voor den 3en persoon:


        _lia_ voor mannelijk enkelv. persoonsnamen;
        _sxia_ voor vrouwelijk enkelv. persoonsnamen;
        _gxia_ voor dieren of zaken enkelvoud;
        _ilia_ voor alle gevallen voor het meervoud.


Men moet hierbij wel bedenken, dat _sia_ steeds het onderwerp van
denzelfden zin als bezitter aanwijst. Het mag dus niet gebruikt
worden, als een deel van het onderwerp zelf of als het onderwerp van
een anderen zin, bijv.:

De vader en zijn (eigen) zoon komen = La patro kaj lia filo
venas. Hierbij is het een gedeelte van 't onderwerp.

De vader is hier; zijn (eigen) zoon komt ook spoedig hier = La patro
estas tie-cxi; lia filo ankaux baldaux venos1  tie-cxi. Hierbij is
_lia filo_ het onderwerp van een anderen zin en mag daarom niet met
sia vertaald worden.



Vervolg voorwerps n.


Behalve het reeds genoemde lijdend voorwerp krijgen ook nog een _n_:

1e. De naam der _plaats_, naar welke de handeling gericht is, bijv.:
Ik ga naar Brussel = Mi iras Bruselon.

2e. De bepaling van _tijd_ en _de datum_, bijv.: Hij komt Donderdag =
Li venos [2] jxauxdon. Hij komt den 6en April = Li venos1 la sesan
tagon de aprilo.

Aanmerking: Het woord tagon wordt meestal weggelaten. Is deze bepaling
van tijd of datum het onderwerp van 'n zin, dan vervalt natuurlijk
de _n_, bijv.: La sesa tago de aprilo estos1 bela tago.

3e. De bepaling, die den _duur_ eener handeling aanduidt, bijv.:
Ik blijf drie dagen = Mi restas tri tagojn.

4e. De bepaling van _maat_, _prijs_ of _gewicht_, bijv.: Het boek
kost drie gulden = La libro kostas 3 guldenojn. De toren is 50 meter
hoog = La turo estas alta 50 metrojn. Dat brood weegt 2 pond = Tiu
pano pezas 2 funtojn.

Aanmerking: In deze 4 bovengenoemde gevallen is men evenwel niet
verplicht den uitgang _n_ te gebruiken, omdat deze uitdrukkingen door
een voorzetsel kunnen omschreven worden en men na een voorzetsel geen
_n_ plaatst. Men kan dus ook zeggen:

1. Mi iras _al_ Bruselo.

2. Li venos _je_ jxauxdo. Li venos _je_ la sesa de aprilo.

3. Mi restas _dum_ tri tagoj.

4. La libro kostas _po_ tri guldenoj. La turo estas alta _je_ 50
metroj. Tiu pano pezas _po_ 2 funtoj.

Alleen dàn voegt men na een voorzetsel een _n_ achter het zelfst. n.w.,
als er in den zin eene beweging wordt aangeduid in de richting naar
het doel en deze richting niet altijd dadelijk duidelijk is, bijv.: _de
kat springt op de tafel_ wordt vertaald: La kato saltas sur la tablo.

Nu heeft deze zin twee beteekenissen, n.l. dat de kat op de tafel is
en daarop rondspringt, òf dat de kat van den grond op de tafel springt
en dus in dezen zin een richting aanwezig is. Zonder de richtings _n_
zou verwarring kunnen ontstaan en schrijft men dus voor het laatste
geval: La kato saltas sur la tablo_n_.

Alleen achter de voorzetsels al = _naar_ en gxis = _tot_ wordt nimmer
een richtings _n_ geplaatst, aangezien deze voorzetsels reeds voldoende
een richting aangeven.

Aangezien de voorzetsels _de_ en _el_ nooit eene richting náár iets
kunnen aanduiden, worden zij ook nimmer door de richtings _n_ gevolgd.



Achtervoegsels _an_ en _id_.


_An_(o) duidt aan een bewoner, aanhanger, genoot of lid, bijv.:
Parizo = Parijs, Parizano = Parijzenaar; Kristo = Christus, Kristano =
Christen; domo = huis, domano = huisgenoot; klubo = klub, klubano =
lid der klub.

_Id_(o) duidt den afstammeling of het jong aan, bijv.: regxo = koning,
regxido = prins (vorstenzoon); cxevalo = paard, cxevalido = veulen;
koko = haan, kokido = kuiken.



Leer van buiten:


        mentono      kin
        kolo         hals
        membro       lid
        sxultro      schouder
        brako        arm
        mano         hand
        fingro       vinger
        ungo         nagel
        laringo      strottenhoofd
        brusto       borst
        koro         hart
        flanko       zijde
        ventro       buik
        kruro        been
        genuo        knie
        piedo        voet
        sento        zintuig (gevoel)
        parolo       spraak
        vocxo        stem
        koloro       kleur
        princo       prins
        muta         stom
        lama         lam
        kripla       kreupel
        forta        sterk
        longa        lang
        vera         waar
        diversa      verscheiden
        multaj  _of_
        multe da     veel
        lauxte       luid
        dekstre      rechts (bijw.)
        palpi        voelen, tasten
        tusxi        raken
        ridi         lachen
        kisi         kussen
        kredi        gelooven
        marsxi       gaan (stappen)
        unu          een
        du           twee
        kvin         vijf
        kiom (da)    hoeveel
        por          teneinde, voor, om te
        pro          van, door, wegens



Vertaling:

Urbano, provincano, varmega, malvarmega, kapego, nazego, manego,
vilagxano, malforta, fortega, malrapida, mallonga, malvera, mallauxte,
rideti, ridegi, bovido, regxido.



Vertaal in Esperanto:

Handje, klauw, poot, spreken, rechtsche, linksche, weinig, baard
(wangharen), kalf, kuiken, veulen, prinses.



Vertaling:

La maljuna virino estas blinda kaj iras kun sia nepo. La avo skribas
al siaj parencoj, ke ili devas veni. La vilagxano iras al la urbo. La
patrino parolas gaje kun sia amikino, kaj la infanoj ludas kontente
kun la hundo kaj la kato. Nia korpo konsistas el la kapo, la trunko
(romp) kaj la membroj. Ni havas du okulojn por vidi, unu nazon por
flari, unu busxon por paroli kaj du orelojn por auxdi. En nia busxo
ni havas dentojn kaj langon. La birdego havas ungegojn. Ni havas la
koron en la brusto, maldekstre. Tiu malfelicxa knabo estas kripla,
li ne bone povas marsxi. La koloro de miaj haroj estas nigra. La
rugxa koloro de la haroj ne cxiam estas malbela. Sur la verda kampo
kuras multaj cxevaloj. La knabineto kuras rapide al sia patrino kaj
kisas sxin. La infanoj de la najbaro iras ofte al la urbo. Viaj vangoj
estas rugxaj; cxu tio estas pro la malvarmo? La sxtono havas multajn
belegajn kolorojn. Kiom estas du kaj kvin?


Vertaal in Esperanto:

De zoon is met zijn vrienden in den tuin van den buurman. Ik geloof
niet, dat de zoon van den buurman gelukkig is. Hij is bleek en zijn
gelaat is droevig. De moeder leest en het jonge meisje luistert naar
haar lieve stem. Wij hebben 4 ledematen: 2 armen en 2 beenen. Wij zien
met de oogen en ruiken met den neus. Deze jongen kan niet spreken,
hij is stom. Menschen, die niet kunnen spreken en ook niet kunnen
hooren, zijn doofstom. De kleur van zijn wenkbrauwen is zwart en van
zijn snor wit. Hunne grootouders zijn zeer oud. In den tuin groeien
vele bloemen. Wij gaan den tuin in. De tante kust haar nichtje en het
kindje schaterlacht. De blinde menschen kunnen lezen door middel van
het gevoel. Haar oom en zijn vrouw (echtgenoote) spreken met mijn
grootvader en zijn vriend. Mijn vriend is in den tuin, maar ik zie
hem niet. Mijne moeder is eene vriendin van uwe tante.



CHAPTER 5

Vijfde Les.



De Telwoorden.


De _telwoorden_ worden onderscheiden in:

1. _Hoofdtelwoorden_, welke zijn: _nulo_ = 0, _unu_ = 1, _du_ = 2,
_tri_ = 3, _kvar_ = 4, _kvin_ = 5, _ses_ = 6, _sep_ = 7, _ok_ = 8,
_naux_ = 9, _dek_ = 10, _cent_ = 100 en _mil_ = 1000. Deze getallen
zijn onveranderlijk.

Met deze hoofdtelwoorden worden alle andere gemaakt, bijv.: 11 =
10 en 1 = dek-unu, 15 = dek-kvin, 20 = 2 x 10 = dudek, 30 = tridek,
125 is 100 en 20 en 5 = cent dudek-kvin, 2345 = 2000 en 300 en 40 en
5 = dumil tricent kvardek-kvin.

Komt aan het eind van een getal 'n hoofdtelwoord te staan, dan wordt
dit met het voorgaande verbonden door een streepje. Dit streepje kan
weggelaten worden, doch de woorden mogen nimmer aaneen geschreven
worden, bijv.: 25 = dudek-kvin òf dudek kvin.

Worden de hoofdtelwoorden als _verzamelnamen_ gebruikt, dan krijgen
ze den uitgang _o_, bijv.: eenheid = unuo, tweetal = duo, drietal =
trio, dozijn = dekduo, duizendtal = milo.

Wanneer deze zelfstandig gebruikte hoofdtelwoorden aan een zelfstandig
n.w. voorafgaan, dan worden ze steeds gevolgd door het woordje _da_,
bijv.: een dozijn vorken = dekduo da forkoj.

2. _Rangtelwoorden_, welke _bijvoeglijk_ gebruikt den uitgang _a_
en _bijwoordelijk_ gebruikt den uitgang _e_ hebben.

Bijvoeglijk gebruikt duiden ze een volgorde van iets aan, bijv.:
Januaro estas la unua monato kaj decembro la dekdua = Januari is de
eerste maand en December de twaalfde.

Bijwoordelijk gebruikt geven ze een opsomming aan, bijv.: La libro
ne placxas al mi, unue gxi estas tro granda, due gxi estas malbela
kaj trie, gxi ne estas Esperanta libro = Het boek bevalt mij niet,
ten eerste is het te groot, ten tweede is het lelijk en ten derde is
het geen Esperanto boek.

3. _Breukgetallen_, welke een gedeelte van een eenheid aangeven. Zij
worden aangeduid door twee getallen naast elkander, gescheiden
door een streepje. Het eerste getal noemt men _teller_ en het tweede
_noemer_. De noemer noemt het aantal gelijke deelen, waarin het geheel
is verdeeld en de teller noemt het aantal dier deelen.

Ze worden in 't Esperanto gevormd van de hoofdtelwoorden door
toevoeging van het achtervoegsel _on_, met _o_ als uitgang voor
zelfst. n.w., _a_ voor bijv. n.w. en _e_ voor bijwoorden, bijv.:
1/2 = duono, 1/6 = sesono, 5/8 = kvin okonoj, 9/12 = naux dekduonoj.

Zooals men uit de voorbeelden ziet wordt de teller, wanneer hij 1
is, niet genoemd. Is de teller meer dan 1, dan krijgt de noemer den
meervoudsuitgang.

4. _Vermenigvuldiggetallen_, welke gevormd worden door het
achtervoegsel _obl_ met den uitgang _o_, _a_ of _e_, naar gelang ze
zelfstandig, bijvoeglijk of bijwoordelijk gebruikt worden, bijv.: Het
drievoud van twee is zes = La trioblo de du estas ses. Een dubbele tong
= duobla lango. Ik moet driedubbel betalen = Mi devas pagi trioble.

_Herhalingsgetallen_ maakt men met het woordje _foje_, wat _maal_
of _keer_ beteekent, bijv.: eenmaal = unufoje, tweemaal = dufoje, enz.

5. _Verzamelende telwoorden_, welke gemaakt worden met het
achtervoegsel _op_, bijv.; met z'n vieren = kvarope; met z'n zessen =
sesope; zij komen met z'n achten = ili venas okope.

Er bestaat verschil tusschen de zinnen: _Zij loopen met z'n vieren_
en _Zij loopen met vieren (vier aan vier)_. In het eerste geval zijn
er slechts vier en vertaalt men volgens bovenstaande: _Ili marsxas
kvarope_. In het tweede geval loopen ze bijv. in rijen van vier en
gebruikt men bij de vertaling het woordje _po_: _Ili marsxas po kvar_.

Het woordje _po_, dat een voorzetsel is, wordt ook geplaatst vóór een
bepaling van maat, prijs of gewicht en wil dan zeggen, dat die maat,
prijs of gewicht slechts op één persoon of voorwerp betrekking heeft
en kan in 't Nederlandsch omschreven worden door de woordjes _ieder_,
_elk_ of _per stuk_, bijv.:

La pomoj kostas po du cendoj = De appels kosten 2 centen (per stuk).

La infanoj ricevas po du pomoj = De kinderen ontvangen 2 appels
(elk of ieder).

La cxevaloj havas po kvar piedoj = De paarden hebben vier pooten (elk).

Eenige voorbeelden van _vermenigvuldiging, deeling, optelling en
aftrekking_.


        2 × 3 = 6   du foje tri estas ses.
                    duoble tri estas ses.
                    du foje tri faras ses.
                    duoble tri faras ses.

    1/2 × 1/3 = 1/6 duono foje triono estas sesono.
                    duono foje triono faras sesono_n_.

    2/5 × 3/4 = 6/20 du kvinonoj foje tri kvaronoj estas ses
                     dudekonoj.
                     du kvinonoj foje tri kvaronoj faras ses
                     dudekonoj_n_.


Men ziet hieruit dus, dat na het w.w. _fari_ de 4e naamval volgt en
na het w.w. _esti_ de 1e naamval.


        8 ÷ 2 = 4   ok dividita per du faras kvar.
                    ok dividita per du estas kvar.

        3 + 4 = 7   tri kaj kvar estas sep.
                    tri kaj kvar faras sep.

        6 - 3 = 3   ses malpli tri estas tri _òf_
                    ses sen tri estas tri.



Leer van buiten:


        vivo           leven
        morto          dood
        dormo          slaap
        vekigxo        ontwaking
        songxo         droom
        febro          koorts
        doloro         pijn
        mezo           midden
        metro          meter
        polico         politie
        turo           toren
        cxirkauxmano   armband
        lasta          laatste
        trankvila      rustig, gerust
        alta           hoog
        sana           gezond
        eterna         eeuwig
        nova           nieuw
        doni           geven
        meti           stellen, plaatsen
        mezuri         meten
        trovi          vinden
        lacigi         vermoeien
        naskigxi       geboren worden
        kuraci         heelen, genezen
        farti          varen (welvaren)
        interne        inwendig
        ekstere        uitwendig
        supre          boven
        cxirkaux       rond, rondom
        almenaux       ten minste
        tre            zeer
        je             voorzetsel met onbepaalde beteekenis



Vertaling:

Malsana, malsano,  malsaneta,  dormegi,  kapdoloroj, dormeti, policano,
naskigxo, malalta, malnova, malsupre.


Vertaal in Esperanto:

Met z'n zessen, met z'n achten, met z'n vieren, vier aan vier, twee
aan twee, ongesteldheid, 2/5, 3/7, 7/10, 9/20, 1/9, 3/100, 28/400.


Vertaling:

La homo havas dek fingrojn. Duoble tri faras ses. Mi havas du
guldenojn, sxi havas la duoblon. Ni venas okope. Kvardek-ses kaj
kvindek-du faras nauxdek-ok. Hodiaux estas la naskigxtago de mia
patrino. La turo de nia urbo estas alta sesdek-kvar metrojn. Sxi ne
estas malsana sed sxi havas ofte kapdolorojn. Cxu vi diras la veron? La
cxevalo havas grandan cxevalidon. Sesmil kvarcent kvindek-tri. Ducent
sesdek-ok. Ili faras tion sesfoje. Sesoble ok faras kvardek-ok. Kvin
nauxonoj kaj tri nauxonoj estas ok nauxonoj. Mi vidas tri arbojn,
unue mi vidas grandan arbon, due mi vidas arbegon, kaj trie mi vidas
arbeton.


Vertaal in Esperanto: (Alle cijfers in woorden schrijven.)

Hoeveel is 5 × 13? Dat is 65. 5 × 6 = 30; 25 is 1/4 van 100. Zij komen
met hun zessen. Dit paard kost 300 gulden. Bij het ontwaken hoor ik
de vogels op de boomen. De armband van uwe zuster is zeer mooi. 4258;
392; 8643; 928; 98. Ik zie vele menschen. Duizenden menschen spreken
reeds het Esperanto. Het is vandaag (heden) koud. Nu zegt hij mij
de waarheid. Zij droomt een schoone droom. De dienstbode plaatst de
bloemen op de tafel. Hoe vaart u? Ik maak (het) zeer goed. 9 × 6 =
54; 12 is de helft van 24. Zij komen met z'n zessen. De kinderen
loopen vier aan vier. Ik ben de eerste en hij is de derde. Hij moet
dubbel betalen.



CHAPTER 6

Zesde Les.



De Tijd, de Datum, de Ouderdom.

Ter aanduiding van _den tijd_ heeft het Esperanto verschillende vormen.

De Nederlandsche zin _Het is 3 uur_, vertaalt men: Estas la tria
horo. 't Woordje _het_ wordt niet vertaald, terwijl men het woord
_horo_ gewoonlijk weg laat en dus alleen schrijft: Estas la tria.

Om nu in 't Esperanto te zeggen, dat het 3.15 uur is, kan men de
volgende manieren volgen:

1e. kan men zeggen, dat reeds 15 minuten of een kwartier van het vierde
uur zijn verloopen, dus: Estas kvarono de la kvara, wat woordelijk
beteekent: Het is een vierde van het vierde;

2e. kan men zeggen, dat het is 3 uur en een kwartier, dus: Estas la
tria kaj kvarono;

3e. kan men zeggen, dat het een kwartier over of na het derde uur is,
dus: Estas kvarono post la tria;

4e. kan men zeggen, dat het is 3 kwartier vóór het vierde uur, dus:
Estas tri kvaronoj antaux la kvara.

De manieren onder 1 en 3 worden meestal gebruikt.

Het voorzetsel _om_ vóór het uur wordt vertaald door _je_, bijv.:
om 2 uur = je la dua; om kwart over 2 = je kvarono de la tria.

Het is 2.20 n.m. (namiddag) zou volgens de 4 bovenstaande manieren
vertaald worden:


        Estas dudek minutoj de la tria posttagmeze.
        Estas la dua kaj dudek minutoj posttagmeze.
        Estas dudek minutoj post la dua posttagmeze.
        Estas kvardek minutoj antaux la tria posttagmeze.


_Den datum_ kan men op tweeërlei manier aanduiden. Vraagt men bijv.:
_Welke datum is het heden?_ dan kan men dit vertalen door: Kiu dato
estas hodiaux _en_ Kiun daton ni havas hodiaux.

In het eerste geval is _kiu dato_ het _onderwerp_ en in het tweede
geval het _lijdend voorwerp_ van den zin (zie de _n_).

Het antwoord op bovenstaande vraag kan dan zijn bijv.: Hodiaux estas
la kvara de auxgusto, _òf_ Hodiaux ni havas la kvaran de auxgusto.

Tusschen het _getal_ en de _maand_ krijgt men altijd het woordje _de_,
wat als voorzetsel geen _n_ na zich heeft.

_Hoe oud zijt gij?_ wordt vertaald alsof er stond: _Welken leeftijd
hebt gij?_ en wordt dus: Kian agxon vi havas?

Het antwoord kan ook weer op twee manieren gegeven worden, bijv.:
_Ik ben 10 jaar_ wordt vertaald door: Mi havas dek jarojn, wat
woordelijk beteekent: _Ik heb 10 jaren_, of door: Mi estas dekjara,
wat woordelijk beteekent: _Ik ben 10-jarig_.



Achtervoegsels _ajx_ en _ec_.


_Ajx_(o) duidt _concrete zaken_ aan, die de eigenschap _bezitten_
door het grondwoord uitgedrukt.

Concreet is datgene wat door de zintuigen kan worden waargenomen,
bijv.: mola = zacht, molajxo = zachtheid (zachte deel van fruit bijv.);
amiko = vriend, amikajxo = vriendschapsbetuiging.

In 't algemeen kan men dit achtervoegsel omschrijven door het
Nederlandsche _iets dat .... is_, bijv.: bela = schoon, belajxo =
iets dat schoon is; kreski = groeien, kreskajxo = iets dat gegroeid is
(gewas, plant).

_Ec_(o) vormt _abstracte woorden_, die de eigenschap _bedoelen_
door het grondwoord uitgedrukt.

Abstract is datgene, dat niet met de zintuigen kan worden waargenomen,
bijv.: frato = broeder, frateco = broederschap; sana = gezond, saneco
= gezondheid.

De meeste woorden op _ec_ gaan in 't Nederlandsch op _heid_ of _schap_
uit, doch geen enkele heeft een meervoudsvorm.


Leer van buiten:


        tempo       tijd
        momento     oogenblik
        horo        uur
        minuto      minuut
        sekundo     seconde
        tago        dag
        nokto       nacht
        mateno      morgen (ochtend)
        vespero     avond
        semajno     week
        lundo       Maandag
        mardo       Dinsdag
        merkredo    Woensdag
        jxauxdo     Donderdag
        vendredo    Vrijdag
        sabato      Zaterdag
        dimancxo    Zondag
        monato      maand
        januaro     Januari
        februaro    Februari
        marto       Maart
        aprilo      April
        majo        Mei
        junio       Juni
        julio       Juli
        auxgusto    Augustus
        septembro   September
        oktobro     October
        novembro    November
        decembro    December
        jaro        jaar
        sezono      jaargetijde
        printempo   lente
        somero      zomer
        auxtuno     herfst
        vintro      winter
        dato        datum
        agxo        ouderdom, leeftijd
        matura      rijp
        pura        zuiver
        agrabla     aangenaam
        grava       belangrijk, ernstig
        fortika     vast, stevig
        forta       kloek, sterk, machtig
        labori      werken
        dormi       slapen
        ami         beminnen, houden van
        rigardi     kijken
        plori       weenen
        malvarmumi  een verkoudheid vatten
        kosti       kosten
        kompari     vergelijken
        morgaux     morgen (dag)
        hieraux     gisteren
        frue        vroeg
        foje        eens, keer
        jam         reeds



Vertaling:

Tage, nokte, tagmezo, saneco, malsaneco, eterneco, novajxo, matureco,
malpura, malpurajxo, centjaro, blankajxo, vereco, infaneco, parenceco,
amikajxo, boneco, beleco, bovajxo, kokajxo, estajxo.


Vertaal in Esperanto:

Mannelijkheid, vriendschap, iets schoons, gewas (iets dat groeit),
geschrift, gezang, hoeveelste, kinderachtigheid, jonkheid, oudheid,
slechtheid, koude, ontevredenheid, zwakheid, vlugheid, ongerust,
zuiverheid, oppervlakte (wat van boven is), omstreken, broederschap,
vroolijkheid, gerustheid, binnenste (wat waar te nemen is).


Vertaling:

La semajno havas 7 tagojn. Mia fratino havas 19 jarojn (aux Mia
fratino estas 19 jara). Hodiaux estas merkredo. 100 jaroj estas
centjaro aux jarcento. Kiun daton ni havas hodiaux? Kiu tago estos
morgaux? Hodiaux ni havas la dekan (tagon) de la monato. Unu monato
estas dekduono de jaro. Unu tago estas tricent sesdek kvinono de
jaro. Kioma horo estas nun? Estas la dua; kvarono de la tria; kvarono
post la dua; duono de la tria; tri kvaronoj de la tria; tri kvaronoj
post la sesa; kvarono antaux la sepa. Kian agxon vi havas? Bonan
tagon, bonan vesperon. Januaro estas la unua monato de la jaro kaj
decembro la dekdua. Nokte la policanoj en Parizo iras duope. Somere
je la tagmezo estas ofte tre varma. La kiso estas amikajxo. Mi amas
la cxirkauxajxojn de tiu urbo. Ni komparas la belecon de la printempo
kun tiu de la auxtuno.


Vertaal in Esperanto:

Een dag is het zevende deel van een week. Hoe laat (om welk uur) komt
(venos) uw zuster? Den 13en Augustus kom (venos) ik bij u en blijf
(restos) 3 dagen. Den hoeveelsten is het vandaag? (vertaal als: Welken
datum hebben wij vandaag?) Hoe oud is uw broeder? Hij is 16 jaar. De
vriendschapsbetuigingen van dien man zijn onwaar. De jonkheid is
altijd gelukkig en vroolijk. De rustigheid van de omstreken van deze
stad is zeer aangenaam in den zomer. De oppervlakte van dien steen
is wit. Des daags moeten wij werken, 's nachts kunnen wij slapen. 's
Zomers is het weder dikwijls zeer warm, in den winter zeer koud. Het
is vandaag te koud voor (laux) het seizoen. In den zomer zijn de
boomen groen. De 31e December is de laatste dag van het jaar. Een
uur heeft 60 minuten en een minuut heeft 60 seconden.

_Opmerking_: Waar wij den tegenw. tijd van een werkwoord gebruiken,
terwijl we over een handeling of werking in de toekomst spreken,
gebruikt men in 't Esperanto den toek. tijd, bijv: Ik kom morgen =
Mi venos morgaux.



CHAPTER 7

Zevende Les.



De Werkwoorden.

In de 1e les hebben we de _onbepaalde wijs_ der werkwoorden reeds
geleerd; deze gaat altijd uit op _i_.

Ook kennen, we reeds den _tegenwoordigen tijd_, welke uitgaat op _as_.

Dit noemen we de tegenwoordige tijd van de _aantoonende wijs_, omdat
deze een handeling aanduidt, die werkelijk geschiedt. Is een handeling
voorbij of afgeloopen, dan noemt men dit den _verleden tijd_ en moet
een handeling nog geschieden, dan heet dit de _toekomende tijd._

De verleden tijd gaat in Esperanto altijd uit op _is_.

De tegenwoordig toekomende tijd gaat altijd uit op _os_.

De verleden toekomende tijd of voorwaardelijke wijs, welke een
voorwaarde aanduidt, gaat uit op _us_.

De _gebiedende wijs_, welke een bevel, wensch, wil, begeerte,
noodzakelijkheid, verdienste of verplichting uitdrukt, gaat uit op _u_.

Deze uitgangen zijn voor alle personen enkel- en meervoud altijd
dezelfde.

Vervoegen we dus het werkwoord _lerni_ = leeren, dan krijgen we de
onderstaande vormen:

_Onbepaalde wijs_: lerni = leeren.

_Aantoonende wijs, tegenwoordige tijd_:


                   mi lernas = ik leer;
                   vi lernas = gij leert;
    li, sxi, gxi, oni lernas = hij, zij, het, men leert;
                   ni lernas = wij leeren;
                   vi lernas = gij leert;
                  ili lernas = zij leeren.


_Aantoonende wijs, verleden tijd_:


               mi lernis = ik leerde of ik heb geleerd;
               vi lernis = gij leerdet of gij hebt geleerd;
li, sxi, gxi, oni lernis = hij, zij, het, men leerde of heeft geleerd;
               ni lernis = wij leerden of wij hebben geleerd;
               vi lernis = gij leerdet of gij hebt geleerd;
              ili lernis = zij leerden of zij hebben geleerd.


_Aantoonende wijs, tegenwoordig toekomende tijd_:


                   mi lernos = ik zal leeren;
                   vi lernos = gij zult leeren;
    li, sxi, gxi, oni lernos = hij, zij, het, men zal leeren;
                   ni lernos = wij zullen leeren;
                   vi lernos = gij zult leeren;
                  ili lernos = zij zullen leeren.


_Verleden toekomende tijd_, of _voorwaardelijke wijs_:


                   mi lernus = ik zou leeren;
                   vi lernus = gij zoudt leeren;
    li, sxi, gxi, oni lernus = hij, zij, het, men zou leeren;
                   ni lernus = wij zouden leeren;
                   vi lernus = gij zoudt leeren;
                  ili lernus = zij zouden leeren.


_Gebiedende wijs_.


                   lernu = leer;
                vi lernu = leert;
                ni lernu = laten wij leeren.


Zooals men bemerkt, kan de verleden tijd der aant. wijs _ik heb
geleerd_, juist vertaald worden als _ik leerde_. Denk in 't vervolg
altijd hieraan, dat in 't Esperanto het werkwoord _hebben_ als
_hulpwerkwoord_ niet bestaat.

Het _eenige hulpwerkwoord_ in 't Esperanto is _esti_ = zijn.



Achtervoegsels _ar_, _er_ en _ej_.


_Ar_(o) vormt verzamelwoorden, d.w.z. woorden, die een verzameling
uitdrukken van een aantal gelijknamige voorwerpen, die tezamen een
nieuwe eenheid vormen, bijv.: arbo = boom, arbaro = woud, bosch; homo =
mensch, homaro = menschdom, menigte; monto = berg, montaro = gebergte.

_Er_(o) duidt het kleinste samenstellende deel van een eenheid aan,
bijv.: sablo = zand, sablero = zandkorrel; fajro = vuur, fajrero =
vonk; polvo = stof, polvero = stofdeeltje.

_Ej_(o) duidt aan de plaats, die bestemd is voor datgene, wat door
het grondwoord uitgedrukt wordt, bijv.: kuiri = koken, kuirejo =
keuken (plaats waar gekookt wordt); baki = bakken, bakejo = bakkerij
(plaats waar gebakken wordt); pregxi = bidden, pregxejo = kerk (plaats
waar gebeden wordt); lerni = leeren, lernejo = school (plaats waar
geleerd wordt).



Leer van buiten:


        domo         huis
        kastelo      kasteel
        muro         muur
        tegmento     dak
        korto        open plaats
        kelo         kelder
        etagxo       verdieping
        balkono      balkon
        sxtupo       trede
        cxambro      kamer
        plafono      plafond
        planko       vloer
        pordo        deur
        fenestro     venster
        seruro       slot
        sxlosilo     sleutel
        salono       zaal
        tapisxo      tapijt
        kurteno      gordijn
        kuseno       kussen
        meblo        meubel
        tablo        tafel
        segxo        stoel
        kanapo       rustbank, canapé
        benko        bank
        lito         bed
        matraco      matras
        lulilo       wieg
        sxranko      kast
        komodo       ladekast
        tirkesto     lade
        kameno       schoorsteen, haard
        fajro        vuur
        tubo         buis, pijp
        spegulo      spiegel
        tualeto      opschik, toilet
        loko         plaats
        mono         geld
        hajlo        hagel
        mastro       meester (v. h. huis)
        strato       straat
        tero         aarde
        plezuro      vermaak
        vasta        uitgestrekt, groot
        largxa       breed
        proksima     dichtbij
        ricxa        rijk
        oportuna     gemakkelijk
        necesa       noodig
        ekzisti      bestaan
        konsisti el  bestaan uit
        konstrui     bouwen
        detrui       verwoesten, verdelgen
        logxi        wonen
        kusxi        liggen
        fermi        sluiten
        sxlosi       sluiten (met sleutel)
        eniri        binnengaan
        eliri        uitgaan
        supreniri    naar boven gaan
        trovigxi     zich bevinden
        stari        staan
        kuiri        koken
        voli         willen
        hejti        warmen
        bruli        branden
        mangxi       eten
        lavi         wasschen
        bani         baden
        viziti       bezoeken
        akcepti      aannemen
        manki        ontbreken
        prunti       leenen
        kies         wiens, waarvan
        tie          daar (waar men is)
        tien         daar (waar men gaat)
        tie-cxi      hier
        hejme        thuis
        el           uit
        gxis         tot
        inter        in, onder, tusschen
        apud         bij
        pro          wegens, door, ter wille van
        pri          nopens, omtrent, met betrekking tot
        post         na
        cxar         want, omdat, daar
        do           dus
        nek ... nek  noch ... noch
        ne ... plu   niet ... meer



Vertaling:

Homaro, arbaro, ostaro, hundejo, meblaro, fajrero, tualetejo, monero,
logxejo, enirejo, elirejo, pregxejo, mangxajxo, mangxejo, mallargxa,
malproksima, malricxa, dometo, cxambreto, skribocxambro, dormocxambro,
kastelano, supro, necesajxo, vasteco, oportuneco, pordego, sxtonego,
spegulego, dentdoloroj.


Vertaal in Esperanto:

Badkamer, hagelsteen, trap, gebit, zandkorrel, speelplaats, onderste
verdieping, tusschenverdieping, ontsluiten, naar beneden gaan, wiegje,
armstoel (groote stoel), waschgelegenheid.


Vertaling:

Hodiaux estas merkredo, hieraux estis mardo, morgaux estos
jxauxdo. Hieraux mi vizitis vian patrinon kaj morgaux mi vizitos
la mian. Via nevino diris, ke sxi venus hieraux, sed mi ne vidis
sxin. Mi vidas la knabon, kiu ludas sur la sablo. La knabino kisis
sian patrinon. Mia amikino venos morgaux. Iliaj geavoj logxis en
la dometo, kiun vi vidas tie. La enirejo de la domo ne estas tre
largxa. Mia frato konstruis tiun cxi domon. Se la vetero estus
bela, ni elirus. Kiu logxas tie-cxi? Morgaux ni havos la dekduan de
februaro. Mi malfermis la fenestron. Mi volis sxlosi la pordon, sed mi
ne havis sxlosilon. Mi vidis nek mian onklon nek mian onklinon. Metu
la segxon apud la tablon. Sxlosu la pordon kaj fermu la fenestron. Mi
skribus longan leteron al vi. Ni eniru la cxambron. Kies estas tiu
letero? Estas la mia. Sur la tegmentoj ni vidas kamentubojn. En la
vilagxo ne malproksime de mia urbo logxas mia amikino; mi iros tien
la postmorgauxan tagon. Donu al mi nur unu monereton. La meblaro de
tiu cxi cxambro estas malnova.


Vertaal in Esperanto:

De ouders en de bloedverwanten kwamen om 8 uur. Wij zullen morgen om
tien uur bij u zijn. Wie woont hier? Van wien is dit huis? Van mijne
zuster. Zij komen spoedig, zij zullen met hun vijven zijn. Geef den
sleutel aan uw zuster, zij moet hedenavond de deur sluiten. Wascht uwe
handen, ze zijn vuil. De trap van ons huis is zeer hoog en smal. Ons
gebit bestaat uit 32 tanden. De kinderen speelden tot 10 uur op de
speelplaats en gingen toen (tiam) naar binnen. Daar het heden zeer
warm is, zal ik de vensters openen. Er stond een groote stoel voor
(antaux) het venster. Indien ik kan, zal ik u morgen om half zes
bezoeken. Zullen uw zuster en haar vriendin ook komen? Ja, zij zullen
reeds om 5 uur komen. Indien ik om half zes nog niet bij u ben, dan
zal ik ook niet meer komen. Dr. Zamenhof werd geboren in het jaar 1859.



CHAPTER 8

Achtste Les.



Voorzetsels.

De _voorzetsels_ drukken verschillende betrekkingen uit tusschen
twee zelfstandigheden. Dit kunnen betrekkingen zijn van tijd, plaats,
oorzaak, bezit, enz.

De voornaamste voorzetsels zijn:


        al          naar, aan
        en          in
        el          uit
        ekster      buiten
        super       boven
        sur         op
        sub         onder
        antaux      vóór
        post        na, achter
        apud        bij (in de nabijheid)
        cxe         bij (ten huize van)
        inter       tusschen, onder
        cirkaux     rondom, omstreeks
        kontraux    tegen, tegenover
        anstataux   in plaats van
        kun         met, mede, te zamen met
        sen         zonder
        per         door, door middel van, met behulp van, met
        pri         nopens, over, met betrekking tot
        por         voor (doel), ten behoeve van, om te
        pro         voor (reden),  wegens, ter wille van
        de          van
        da          van
        laux        volgens, naar
        malgraux    niettegenstaande
        dum         gedurende, terwijl
        preter      voorbij
        krom        uitgezonderd, behalve
        gxis        tot
        tra         door, dwarsdoor
        trans       over, aan gene zijde van
        po          naar verhouding van, per stuk
        je          verschillende beteekenis


Woorden door een voorzetsel vooraf gegaan, krijgen geen _n_ zoo ze
geen richting uitdrukken.

Indien het moeielijk valt het juist vereischte voorzetsel te kiezen,
bezigt men het voorzetsel _je_, dat een onbepaalde beteekenis heeft. De
voorzetsels worden in 't Esperanto niet zooals in 't Nederlandsch
met onjuiste beteekenis gebruikt. 't Esperanto gebruikt slechts de
voorzetsels in de beteekenis welke ze werkelijk hebben.

De uitdrukking _op Maandag_ mag dus niet vertaald worden door _sur
lundo_, maar door _je lundo_. Evenzoo _om zes uur_ wordt _je la
sesa horo_.

Na een _hoeveelheid_ gebruikt men het voorzetsel _da_, bijv.: botelo
da vino = een flesch wijn; kilogramo da viando = een kilogram vleesch.

Men lette op het verschil tusschen _botelo_ _da_ _vino_ en _botelo_
_de_ _vino_. Het eerste beteekent _een flesch wijn_ en het tweede
beteekent _een wijnflesch_.

Wanneer het Nederl. voorzetsel _van_ de beteekenis heeft van _uit_,
dan wordt dit in 't Esperanto vertaald door _el_, bijv.: Eén van
mijn broeders = Unu el miaj fratoj. Indien het aanduidt uit welke
stof iets gemaakt is, of uit welke stof iets bestaat dan wordt het
eveneens vertaald door _el_, bijv.: Het huis is van steen = La domo
estas el sxtono.

_Achtervoegsels_ _estr_, _ist_ _en_ _il_.

_Estr_(o) duidt dengene aan die het hoofd, de chef of de leider is
van hetgeen het grondwoord uitdrukt, bijv.:


        sxipo = schip, sxipestro = schipper of kapitein.
        lernejo = school, lernejestro = hoofd der school.
        urbo = stad, urbestro = burgemeester (van een stad).
        vilagxo = dorp, vilagxestro = burgemeester (van een dorp).


_Ist_(o) duidt den persoon aan, die het beroep, het ambacht of de
dagelijksche bezigheid uitoefent, door het grondwoord bedoeld, bijv.:


        boto = laars, botisto = laarzenmaker.
        instrui = onderwijzen, instruisto = onderwijzer.
        pordo = deur, pordisto = portier.
        porti = dragen, portisto = drager.


_Il_(o) duidt het werktuig aan waarmede men datgene doet, wat het
grondwoord uitdrukt, bijv.:


        haki = hakken, hakilo = hakmes, bijl.
        trancxi = snijden, trancxilo = mes.
        flugi = vliegen, flugilo = vleugel.



Leer van buiten:


        objekto     voorwerp
        afero       zaak
        forno       oven, kachel, fornuis
        poto        pot
        pato        pan
        kaldrono    ketel
        kaserolo    stoofpan
        krucxo      kruik
        pleto       schaal
        plado       schotel
        supujo      soepkom
        telero      bord
        forko       vork
        kulero      lepel
        kesto       kist
        funto       pond
        akra        scherp
        plata       vlak, effen, plat
        plena       vol
        kapabla     bekwaam
        utila       nuttig
        resti       blijven
        balai       vegen
        sxoveli     scheppen
        trancxi     snijden
        tondi       knippen
        haki        hakken
        segi        zagen
        falcxi      maaien
        kudri       naaien
        gladi       strijken
        pezi        wegen (zwaar zijn) onoverg.
        pesi        wegen (gewicht bepalen) overg.
        pentri      schilderen
        skulpti     beeldhouwen
        desegni     teekenen
        gliti       glijden
        tiri        trekken
        preni       nemen
        lasi        laten
        teni        houden
        kovri       bedekken



Vertaling:

Gxardenisto, ludilo, flugilo, policestro, balailo, sxovelilo,
trancxilo, tondilo, hakilo, glitiloj, malakra, malplena, malutila,
utilajxo, utileco, kapableco, mangxilaro, skribilaro, desegnajxo,
skulptajxo, pentrajxo, florpoto, anstatauxi, balaajxo.


Vertaal in Esperanto:

Burgemeester (hoofd eener stad), maatstok, geneesheer, kamermeisje,
slotenmaker, meubelmaker, kok, keukenmeid, keukenbeheerder, zaag,
zeis, naald, naaister, strijkijzer, strijkster, gewicht, zwaar
(veel wegend), schilder, beeldhouwer, tang (om te nemen), heft (om
te houden), deksel, ontblooten.


Vertaling:

La trancxilo trancxas bone, cxar gxi estas akra. Antaux du tagoj mi
vizitis vian patrinon, kaj mia vizito faris al sxi plezuron. Cxu vi
jam trovis vian teleron? Tiu afero ne tusxas min. La birdo flugis
en la cxambron, kiam mi malfermis la pordon. Nun gxi flugas en la
cxambro. Kien (waarheen) vi iras? Mi iras en la gxardenon. Mi metis la
manon sur la tablon. Mi volis havi dekduon da ovoj. La trancxilo estis
tre malakra, mi ne povis trancxi per gxi la viandon. La skribilaro
estas sur la skribotablo. La servistino metis la mangxilaron antaux
mi sur la tablon. Mi gratulis mian kuzinon je la naskigxtago de sxia
patrino. La infanistino eniris kun la infanoj en la gxardenon. Je
malbela vetero oni povas facile malvarmumi. La hundo trakuris la
straton. Kiam la gxardenisto eniris la gxardenon, li vidis grandan
hundon, kiu ludis kun la infano de sia mastro. Tiu ludilo kostas
du guldenojn. La birdoj flugas per la flugiloj. La malricxa virino
demandis por paroli kun li. Mi balais la malpurajxojn sur la planko,
kaj nun mi lavos la mangxilaron. La tondisto tondis miajn harojn per
la tondilo. Kiam ni vizitis la urbon, ni vidis belajn pentrajxojn. La
juna servistino anstatauxos la maljunan, kiu estas nun tro maljuna
por labori.


Vertaal in Esperanto:

De burgemeester van onze stad gaat 's zomers gedurende 3 weken
naar het buitenland. De maatstok, welke ik u gegeven heb, heb ik
niet meer gezien. De geneesheer zeide mij, dat mijn vader zeer
ernstig ziek was (estas) en dat hij geen twee dagen meer zou leven
(vivos). Het kamermeisje zal om 2 uur het middageten op de tafel
zetten. De keukenmeid kookt het eten op het fornuis in de keuken. Het
gewicht van deze koe is 500 pond. De schilder, die het landhuis van
mijn oom wil schilderen, kwam gisteravond met den laatsten trein. De
broeder van den schilder is een bekwaam beeldhouwer. De kat sprong op
de tafel en at van het eten dat de meid daar plaatste. Morgen zullen
wij met ons zessen uit de stad gaan. Wij zullen om 7 uur ontbijten en
na het ontbijt naar mijn familie buiten gaan en daar den geheelen dag
blijven. Indien het weêr niet goed zou zijn, zouden wij ook gedurende
den nacht kunnen blijven. Ik hoop dat het weêr (of weder) goed blijft.



CHAPTER 9

Negende Les.



Trappen van vergelijking.

Men kan personen, voorwerpen, enz. met elkaar vergelijken en dan kan
men hebben:

1e. dat de personen enz. aan elkaar _gelijk_ zijn. Men noemt dit de
_vergelijking van gelijkheid_ en drukt dit in 't Esperanto uit door
de woorden _tiel ... kiel_ = (even) zoo ... als, bijv.: Li estas tiel
granda kiel mi = Hij is (even) zoo groot als ik.

Verder kan men de volgende vergelijkingen nog hebben: _Zulk een_
groot huis _als_ dit is, heb ik nog nooit gezien = _Tian_ grandan
domon, _kia_ estas tiu cxi, mi ankoraux neniam vidis. Drink _zooveel_
water _als_ gij wilt = Trinku _tiom_ da akvo, _kiom_ vi volas.

2e. dat een persoon enz. een eigenschap in _meerdere_ of _mindere mate_
bezit dan een ander.

Men noemt dit de _vergelijking van ongelijkheid_ of de _vergrootende
trap_, welke wordt gevormd door de woorden _pli ... ol_ = meer ... dan,
en _malpli ... ol_ = minder ... dan; bijv.; Hij is grooter (meer groot)
dan ik = Li estas pli granda ol mi. Hij is minder groot dan ik = Li
estas malpli granda ol mi. Zegt men evenwel: Hij is kleiner dan ik, dan
vertaalt men: Hij is meer klein dan ik = Li estas pli malgranda ol mi.

3e. dat een persoon enz. onder een aantal een eigenschap in de _hoogste
mate_ bezit, of wel een eigenschap bezit, die de eigenschappen van
een aantal anderen overtreft. Dit noemt men de _overtreffende trap_
en wel de _betrekkelijk overtreffende trap_, omdat die slechts
betrekking heeft op een bepaald aantal en wordt gevormd door de
woordjes _la plej ... el_ = het meest ... van, of _la malplej ... el_
= het minst ... van; bijv.: Mijn broeder is de grootste van ons =
Mia frato estas la plej granda el ni.

Zooals men ziet moeten hiervoor minstens 3 personen, voorwerpen
enz. zijn, anders zou men kunnen volstaan met den _vergrootenden
trap_. Wordt dus in 't Hollandsch de overtreffende trap gebruikt en
heeft de vergelijking plaats tusschen 2 personen of zaken, dan wordt
in het Esperanto steeds de vergrootende trap gebruikt, bijv.:

Van mijn twee broeders is Piet de grootste = El miaj du fratoj Petro
estas la pli granda.

Indien de overtreffende trap een bijwoordelijke beteekenis heeft,
dan wordt 't lidwoord _het_ niet vertaald, bijv.:

Hij schrijft het mooist = Li skribas plej bele.

De _volstrekt overtreffende trap_ wordt gevormd door middel van de
woorden _tre_ (zeer) en _kiel eble plej_ = zoo ... mogelijk, bijv.:
Mia fratino estas tre bela = Mijne zuster is zeer mooi. Mia frato
kuras kiel eble plej rapide = Mijn broeder loopt zoo vlug mogelijk.



Achtervoegsels _ing_ en _uj_.


_Ing_(o) duidt het voorwerp aan, waarin men gewoonlijk de zaak,
door het grondwoord uitgedrukt, steekt of plaatst. Woorden op _ingo_
vormen die voorwerpen, welke slechts één ding tegelijk, en dan nog maar
voor een gedeelte, kunnen bevatten, bijv.: plumo = pen, plumingo =
penhouder; kandelo = kaars, kandelingo = blaker, kandelaar; fingro =
vinger, fingringo = vingerhoed.

_Uj_(o) duidt het voorwerp aan, dat datgene inhoudt of draagt,
door het stamwoord uitgedrukt, bijv.: sukero = suiker, sukerujo =
suikerpot; plumo = pen, plumujo = pennedoosje; pomo = appel, pomujo =
appelboom; Belgo = Belg, Belgujo = België.

Aanmerking: Bij namen van boomen gebruikt men ook wel het woord _arbo_,
bijv.: appelboom = pomujo of pomarbo; pereboom = pirujo of pirarbo.

Bij de vorming van landsnamen gebruikt men ook veel het woord
_lando_, bijv.: België = Belgujo of Belglando; Frankrijk = Francujo
of Franclando.

Alléén _Holland_, _Groenland_, _IJsland_ en _Finland_ moeten worden
vertaald _Holando_, _Grenlando_, _Islando_ en _Finlando_, en daarom
ook _Hollander_, _Groenlander_, _IJslander_ en _Finlander_ door
_Holandano_, _Grenlandano_, _Islandano_ en _Finlandano_.


Leer van buiten:


        botelo      flesch
        karafo      karaf
        korko       kurk
        glaso       glas
        kaliko      beker, kelk
        taso        kop
        barelo      vat, ton
        vazo        vaas
        kuvo        kuip
        sitelo      emmer
        skatolo     doos
        sako        zak
        lampo       lamp
        lanterno    lantaarn
        kandelo     kaars
        horlogxo    uurwerk
        martelo     hamer
        najlo       spijker
        pinglo      speld
        sxrauxbo    schroef
        ligno       hout
        karbo       kool (brandstof)
        gaso        gas
        alumeto     lucifer
        porko       varken
        sxafo       schaap
        pano        brood
        salo        zout
        ovo         ei
        sukero      suiker
        pipro       peper
        bombono     lekkernij
        butero      boter
        cigaro      sigaar
        cigaredo    sigaret
        lerta       behendig
        estimata    geacht
        tuta        geheel
        sata        verzadigd
        dolcxa      zoet
        avara       gierig
        porti       dragen
        komenci     beginnen
        fini        eindigen
        difekti     beschadigen
        ekbruligi   ontsteken, aansteken, aanmaken
        estingi     uitdooven
        bezoni      noodig hebben
        peti        verzoeken
        deziri      begeeren, wenschen, verlangen
        respekti    eerbiedigen
        saluti      groeten
        trinki      drinken
        nutri       voeden
        perdi       verliezen
        precipe     vooral
        suficxe     genoeg
        cetere      overigens
        subite      schielijk, plotseling
        nu          nu, wel
        ve          helaas



Vertaling:

Karbujo, panujo, supujo, ovingo, ovujo, pirujo, bombonujo, sukerujo,
salujo, piprujo, buterujo, cigaringo, cigarujo, malfresxa, malsata,
malavara, ovajxo, sxafajxo, sxafidajxo, sukerajxo, porkido, trinkajxo,
dolcxajxo, nutrajxo, salero, korktirilo, lignejo, karbero, lerteco,
mallerta, lavvazo, skatoleto.


Vertaal in Esperanto:

Varkenshok, kolenhok, kolenbak, houtloods, suikergoed, bakker,
vaderland, kandelaar, vingerhoed, appelboom, sigarettenpijpje, honger,
varkensvleesch, haardos, jager, stijgbeugel (voor den voet), geldbeurs.


Vertaling:

En la komenco de la printempo la tago estas tiel longa kiel la
nokto. Somere la tago estas pli longa ol la nokto, do la nokto estas
malpli longa ol la tago. La 21a de junio estas la plej longa tago. Vi
estas granda, via frato estas pli granda ol vi, sed mi estas la plej
granda el ni. Mi kuris rapide, mia frato kuris pli rapide kaj mia
amiko kuris kiel eble plej rapide. Du homoj povas pli multe fari ol
unu. Mi metis la panon en la panujon. La mangxilaro estas jam sur la
tablo, ankaux la salujo, la piprujo kaj la buterujo. Cxu vi havas
vian cigarujon cxe vi? Mi volis fumi sed mi vidas ke mi ne havas
cigarojn cxe mi. Cxu ne estas ankoraux tempo por la tagmangxo? Mi
estas tre malsata, mi mangxos pli ol hieraux. Ni tagmangxos hodiaux
je duono de la sesa. La kuvo estas pli granda ol la sitelo. La domo
de mia frato estas la plej alta el cxiuj domoj en la strato.


Vertaal in Esperanto:

Zij zette de flesch en het glas op de tafel. Deze tafel is grooter dan
die van mijn broeder. Dit gebouw is hoog, de kerk is hooger, maar de
toren is het hoogst. Van mijne broeders ben ik de grootste. Wat loopt
het snelst? Ik verlangde den hamer en hij gaf mij de tang. Zoudt gij
mij uw mes willen geven, want het is scherper dan het mijne. Het weêr
was zoo slecht, dat ik niet kon komen. Zij schrijft mooi, uw zuster
schrijft minder mooi, maar uwe vriendin schrijft het minst mooi. Gij
loopt vlugger dan uw zuster. De jager ging in den vroegen morgen het
bosch in. Ik heb mijn geldbeurs verloren. Ik schroefde het deksel
van de kist. Gisteren was het weder schooner dan nu. Geef mij dien
vingerhoed. Ik heb hem niet gezien. Hij ging in de houtloods en nam
hout mee om het fornuis aan te maken. Ik waschte mijn handen beter
dan gij. Het paard loopt het vlugst. Wanneer hebben wij den laatsten
dag van de maand?



CHAPTER 10

Tiende Les.



Deelwoorden.

_Deelwoorden_ zijn van werkwoorden afgeleid en stellen de werking
voor als een voorbijgaande eigenschap of toestand.

De Nederlandsche taal heeft 2 deelwoorden en wel het _tegenwoordig
deelwoord_, dat de werking of handeling voorstelt als nog voortdurende
en het _verleden deelwoord_, dat de werking voorstelt als afgeloopen.

Het _tegenw. deelwoord_ eindigt in 't Nederlandsch op _d_ en het
_verl. deelwoord_ begint meestal met _ge_, als: loopen, loopend,
geloopen; leeren, leerend, geleerd; slaan, slaand, geslagen; zien,
ziend, gezien; vernemen, vernemend, vernomen; begeeren, begeerend,
begeerd.

't Esperanto nu heeft, behalve een tegenw. en een verl. deelwoord,
ook nog een _toekomend deelwoord_, wat wij omschrijven met het woord
_zullende_ vóór het werkwoord, bijv.: zullende loopen, zullende leeren,
zullende slaan enz.

Verder worden deze 3 deelwoorden onderscheiden in _bedrijvende_
en _lijdende_ deelwoorden.

_Bedrijvende deelwoorden_ hebben altijd betrekking op den persoon,
die de werking verricht en worden gevormd van de werkwoorden, door
achter den stam te voegen:


        voor den _tegenw. tijd_ de uitgang _anta_;
        voor den _verl. tijd_ de uitgang _inta_;
        voor den _toek. tijd_ de uitgang _onta_.


_Lijdende deelwoorden_ hebben altijd betrekking op den persoon of de
zaak, die de handeling lijdt of ondergaat en worden gevormd van de
werkwoorden, door achter den stam te voegen:


        voor den _tegenw. tijd_ de uitgang _ata_;
        voor den _verl. tijd_ de uitgang _ita_;
        voor den _toek. tijd_ de uitgang _ota_.


Let wel op de overeenkomst van de uitgangen der _deelwoorden_ met
die van de reeds geleerde uitgangen der _werkwoorden_, n.l.:


        tegenw. tijd uitg. _a_s, tegenw. deelw. uitg. _a_nta of _a_ta;
        verl. tijd uitg. _i_s, verl. deelw. uitg. _i_nta of _i_ta;
        toek. tijd uitg. _o_s, toek. deelw. uitg. _o_nta of _o_ta.


Hieronder volgen de verschillende deelwoorden van het werkwoord _bati_
met de Nederlandsche beteekenis:


        bati    = slaan;
        batanta = slaande;
        batinta = geslagen hebbende;
        batonta = zullende slaan;
        batata  = geslagen wordende;
        batita  = geslagen zijnde;
        batota  = zullende geslagen worden.


Deelwoorden hebben den _bijvoeglijken_ uitgang _a_ als ze
op zelfst. n.w. of voornaamwoorden betrekking hebben,
bijv.:


        la falanta sxtono = de vallende steen;
        la falinta sxtono = de gevallen steen;
        la falonta sxtono = de steen, die vallen zal;
        la batata knabo   = de geslagen wordende jongen (de jongen, die
                            geslagen wordt);
        la batita knabo   = de geslagen zijnde jongen (de jongen, die
                            geslagen werd);
        la batota knabo   = de jongen, die geslagen zal worden.


Deelwoorden kunnen ook _zelfst n.w._ worden en krijgen dan den
uitgang _o_. Deze zelfst. n.w. duiden tevens aan of de persoon,
die genoemd wordt, bezig is de handeling te verrichten (_anto_), of
hij de handeling reeds verricht heeft (_into_) of dat hij deze nog
verrichten moet (_onto_). Voor den lijdenden vorm zijn deze uitgangen
resp. _ato_, _ito_ en _oto_, bijv.:


        savanto = iemand die redt, dus 'n redder;
        savinto = iemand die gered heeft;
        savonto = iemand die zal redden;
        savato  = iemand die gered wordt;
        savito  = iemand die gered is;
        savoto  = iemand die gered zal worden.


Aanmerking: Men verwarre de beteekenis van den uitgang _anto_ niet
met dien van het achtervoegsel _isto_. Waar _isto_ een beroep of een
ambacht te kennen geeft, duidt _anto_ slechts een persoon aan, die
een werking of handeling verricht, zonder daarvan een beroep te maken.

Vergelijk: skrib_isto_ = beroepsschrijver, skrib_anto_ = iemand die
schrijft; kant_isto_ = beroepszanger, kant_anto_ = iemand die zingt;
hak_isto_ = (hout)hakker van beroep, hak_anto_ = iemand die hakt.

Verder kunnen deelwoorden _bijwoordelijk_ gebruikt worden (met
uitgang _e_) als ze te kennen moeten geven, dat de handeling, die ze
uitdrukken, een andere handeling vergezelde, voorafging of volgde,
bijv.:

La virino laboras kant_ante_ = de vrouw werkt (al)
zingende (terwijl zij zingt).

Trov_inte_ pomon, mi gxin mangxis = Een appel gevonden hebbend,
at ik hem op.

Skrib_onte_ mi prenis mian plumingon = Zullende schrijven nam ik
mijn penhouder.

Vok_ate_, la knabo estis en la gxardeno = De knaap, geroepen wordende,
was in den tuin. (_Toen de knaap geroepen werd, was hij in den tuin_).

Vok_ite_, la knabo tuj venis = geroepen geworden zijnde, kwam de knaap
dadelijk. (_Toen de knaap geroepen geworden was, kwam hij dadelijk_).

Vok_ote_, la knabo estis jam en la cxambro = Geroepen zullende worden,
was de knaap reeds in de kamer. (_Toen de knaap geroepen zou worden,
was hij reeds in de kamer_).

Wanneer achter de w.w. _zien_, _hooren_, _voelen_, _vinden_
enz. (waarnemingswerkwoorden) in denzelfden volzin een ander werkwoord
volgt, dat in den Nederl. zin in de onbepaalde wijs staat, moet dit in
't Esperanto als _deelwoord_ gebruikt worden, bijv.:


        Ik zag het paard vallen = Mi vidis la cxevalon falantan.
        Wij hoorden hem spreken = Ni auxdis lin parolantan.
        Ik voel den regen vallen = Mi sentas la pluvon falantan.


Het brengt eenige moeilijkheid mede of achter dit deelwoord een _n_
geplaatst moet worden of niet.

Neemt men nu eens het voorbeeld:

Ik zag het paard vallen.

Legt men nu den klemtoon op zàg, dan wil het zeggen:

Ik zàg het paard, dat viel.

Legt men den klemtoon op vàllen, dan wil het zeggen:

Ik zag dat het paard viél.

In de eerste beteekenis wordt het vertaald met een _n_, dus: Mi
vidis la cxevalon falantan, in de tweede beteekenis zonder _n_, dus:
Mi vidis la cxevalon falanta.

Zooals men dus ziet, wordt het deelwoord gebruikt met een _n_, wanneer
het aangeeft den toestand, waarin, of de omstandigheid, waaronder de
persoon of zaak verkeert. Zonder _n_, wanneer men speciaal de werking
aan wil duiden, die de persoon of zaak verricht. Inplaats van het
deelwoord zonder _n_ mag men ook de onbepaalde wijs gebruiken. Bijv.:
Ik zag hem loopen = Mi vidis lin kuranta, of Mi vidis lin kuri.

De beteekenis is dan dus: ik zag, dat hij liép.



Achtervoegsels _ul_ en _ad_.


_Ul_(o) duidt personen aan die het kenmerk bezitten door het grondwoord
uitgedrukt, bijv.:


        juna = jong, junulo = jongeling.
        maljuna = oud, maljunulo = grijsaard,
        kontraux = tegen, kontrauxulo = tegenstander.


Somtijds heeft _ulo_ ook betrekking op dieren en heel zelden op
voorwerpen, bijv.:


        piedo = voet, kvarpiedulo = viervoetig dier.
        korno = hoorn, kornulo = hoorndier.
        masto = mast, dumastulo = tweemaster.


_Ad_(i of o) drukt uit dat de werking niet als een voorbijgaande, maar
als een voortdurende handeling of als een toestand moet worden gedacht,
bijv.: paroli = spreken, paroladi = voortdurend spreken (redeneeren),
parolado = redevoering; movi = bewegen, movadi = voortdurend bewegen,
movado = beweging; progresi = vorderen, progresadi = voortdurend
vorderen, progresado = vooruitgang.

Wanneer de onbepaalde wijs van een werkwoord in 't Nederl. als een
zelfst. n.w. gebruikt wordt, dan wordt dit gewoonlijk in 't Esperanto
vertaald door achter den stam van het werkwoord _ado_ te plaatsen,
bijv.: Het drinken van zuiver water is gezond = La trinkado de pura
akvo estas saniga.



Leer van buiten:


        pano       brood
        bulko      broodje, kadetje
        tritiko    tarwe
        faruno     meel (bloem)
        pasto      deeg
        supo       soep
        kapro      geit
        sxinko     ham
        lardo      spek
        ansero     gans
        anaso      eend
        meleagro   kalkoen
        kuniklo    konijn
        leporo     haas
        fisxo      visch
        besto      dier, beest
        haringo    haring
        salmo      zalm
        sardelo    sardine
        ezoko      snoek
        legomo     groente
        sxanco     kans
        fresxa     versch
        ranca      rans
        franca     fransch
        flandra    vlaamsch
        mordi      bijten
        sorbi      slorpen
        soifi      dorst hebben
        drinki     overmatig drinken
        fumi       rooken
        baki       bakken
        boli       koken
        friti      bakken (braden)
        rosti      roosteren
        cxasi      jagen
        sxteli     stelen
        diferenci  verschillen
        tamen      nochtans, evenwel
        uzi        gebruiken
        tremi      beven
        verki      schrijven (v. boeken)



Vertaling:

Junulo, maljunulo, junulino, belulino, felicxulo, malfelicxulo,
blindulo, ricxulo, malricxulo, avarulo, cxasajxo, terpomo, drinkejo,
panisto, sxtelisto, policejo, kantado, ridado, dormado, parolado,
uzado.


Vertaal in Esperanto:

Lieveling, een doove, een slechtaard, jager, drank, drinkebroer,
zoetigheid (iets zoets), een rooker, een schrijver, zanger, redder,
dief, tarwekorrel, varkensvleesch.


Vertaling:

Mi mangxis la rostitan panon. El la junuloj de mia vilagxo, la
filo de la meblisto estas la plej bela. La maljunulo ekglitis,
falis teren, kaj bela knabino helpis lin. La blindulo trovas la
vojon per la palpo. Mi trovis lin dormantan sur la kanapo. Mi
vidis sitelon starantan en la kuirejo. Mi vidis lin parolantan en
la cxambro. Salutante li foriris. Kiam mi skribas leteron, mi estas
skribanto kaj kiam mi verkas libron, mi estas verkisto. Mi ne povis
legi la skribitan leteron. La batota knabo estis en la gxardeno. Mia
en Roterdamo logxanta amiko vizitos min morgaux. La konstruita domo
estas tre bela. La konstruota domo estos tre alta. La segxo staris
antaux la fermita fenestro. Oni povas diri: "mi soifas" kaj ankaux
"mi havas soifon". Knabineto, tremanta pro malvarmo, kuris sur la
strato. La parolonto venos en la urbon morgaux je la sepa vespere.


Vertaal in Esperanto:

Ik hoorde haar zingen (vertaal zingende) in den salon van mijne
tante. Ik zie het kind spelen (vertaal spelende). De redder loopt
met den geredde. Het brood in de broodbak is niet versch, het is
oudbakken. Etende menschen spreken niet veel, slapende menschen
spreken nog minder. Op de straat gekomen zijnde, zag ik een vrouw,
weenende van de koude. Een bijtende hond. De beminnende moeder loopt
met het beminde kind. Groetende kwam hij binnen. De jonge man en de
jonge vrouw zijn op het veld, spelende met de kinderen. De ooms en
tantes waren in den tuin en spraken over het mooie weder. Zingende
kinderen zijn vroolijke kinderen. Brood is een voedsel voor mensch
en dier. Hij zal veel geld geven aan de arme kinderen van de groote
stad. Wie heeft den man zien loopen? Wie hoorde den jongen lachen? De
redevoering was kort maar krachtig. Het voortdurend gezang van mijn
buurman, den geheelen dag van den morgen tot den avond, is niet zeer
aangenaam voor den hoorder.



CHAPTER 11

Elfde Les.


Samengestelde Tijden.

Tot hiertoe hebben we geleerd de werkwoordelijke uitgangen _as_, _is_,
_os_ en _us_. Dit noemt men de uitgangen der _enkelvoudige tijden_.

Er zijn ook nog _samengestelde tijden_.

De samengestelde tijden worden gevormd door verbinding van het
hulpwerkwoord _esti_ in de enkelvoudige tijden, met de deelwoorden.

Aanmerking: Daar de Nederlandsche taal twee hulpwerkwoorden van
tijd heeft, n.l. _zijn_ = esti en _hebben_ = havi, is men zeer
dikwijls geneigd ook in 't Esperanto _havi_ als hulpwerkwoord te
beschouwen. Wees dus op uw hoede en gebruik, ook al staat in het
Nederl. het werkwoord hebben in verband met een ander werkwoord,
steeds het hulpwerkwoord _esti_ = zijn.

Zeg ik bijv.: _ik eet_ = mi mangxas, dan ben ik bezig met eten, dus:
_ik ben etende_ = mi estas mangxanta.

Zeg ik: _ik at_ of _ik heb gegeten_ = mi mangxis, dan zegt dit,
dat ik nu klaar ben met eten. Gebruikt men nu in 't Nederlandsch
het hulp w.w. zijn, dan wordt het: _ik ben gegeten hebbende_ = mi
estas mangxinta.

Zeg ik nu: ik had gegeten, dan zegt dit dat ik op zeker tijdstip, dat
voorbij is, reeds klaar was met eten, dus: _ik was gegeten hebbende_
= mi estis mangxinta.

In dit laatste geval hebben we dus feitelijk een dubbelen verleden
tijd, want ik spreek over iets in 't verleden, hetgeen toen al verleden
was, zooals:

Toen hij gisteren bij mij kwam, had ik reeds gegeten = Kiam li hieraux
venis cxe mi, mi jam estis mangxinta.

Ik vertel dus heden, dat hij gisteren bij mij kwam, en dat ik toen
reeds klaar was met eten.

Voor zulke gevallen (dus voor de voltooid verleden tijd) moet men in
't Esperanto steeds de samengestelde tijden gebruiken.

De voltooid tegenwoordige tijd (ik heb gegeten = mi estas mangxinta)
moet alleen dan in den samengestelden tijd gebruikt worden, wanneer
men speciaal te kennen wil geven dat een handeling reeds gebeurd is,
bijv.: Leeft hij nog? = Cxu li vivas ankoraux? Neen, hij is gestorven =
Ne, li estas mortinta.

Deze zelfde regel kan ook in 't Nederl. toegepast worden. Ik kan
evengoed zeggen: Ik at gisteren bij mijn oom, als: ik heb gisteren bij
mijn oom gegeten. Hiervoor gebruikt men dus in 't Esperanto zooveel
mogelijk den enkelvoudigen tijd.

Hieronder volgen de samengestelde tijden van het werkw. lauxdi =
prijzen.


_Bedrijvenden vorm._

        mi estas                ik ben
        vi estis    lauxdanta   gij waart       prijzende.
        li estos                hij zal zijn
        sxi estus               zij zou zijn

        mi estas                ik ben
        vi estis    lauxdinta   gij waart       geprezen hebbende.
        li estos                hij zal zijn
        sxi estus               zij zou zijn

        mi estas                ik ben
        vi estis    lauxdonta   gij waart       zullende prijzen
        li estos                hij zal zijn    of op 't punt van
        sxi estus               zij zou zijn    te prijzen.


_Lijdenden vorm._

        esti lauxdata    = geprezen wordende.
        esti lauxdita    = geprezen zijn.
        esti lauxdota    = op 't punt van geprezen te worden of
                           zullende geprezen worden.
        estu lauxdata    = word geprezen.
                           weest geprezen wordende.
        estu lauxdita    = wees geprezen.
                           weest geprezen geworden zijnde.
        estu lauxdota    = wees geprezen zullende worden.
                           wees op 't punt van geprezen te worden.
        estante lauxdata = wordende geprezen.
        estante lauxdita = zijnde geprezen.
        estante lauxdota = op 't punt zijnde van geprezen te worden.


        mi estas                ik word
        vi estis    lauxdata    gij werd        geprezen.
        li estos                hij zal worden
        sxi estus               zij zou worden

        mi estas                ik ben
        vi estis    lauxdita    gij waart       geprezen geworden.
        li estos                hij zal zijn
        sxi estus               zij zou zijn

        mi estas                ik ben
        vi estis    lauxdota    gij waart       op 't punt van
        li estos                hij zal zijn    geprezen te worden.
        sxi estus               zij zou zijn


Daar de deelwoorden in de samengestelde tijden altijd _bijvoeglijk_
gebruikt zijn, krijgen ze in het meervoud ook den meervoudsuitgang.

Het kan ook voorkomen, dat in 't Nederlandsch de enkelvoudige tijd
gebruikt wordt, waarvoor in 't Esperanto de samengestelde tijd gebruikt
moet worden.

Wanneer bijv. in één zin twee handelingen verricht worden, waarvan
de eene reeds aan den gang was, toen de andere begon, dan moet de
handeling, die reeds aan den gang was, in den samengestelden tijd
gebruikt worden, bijv.:

Ik las een boek, toen hij mij riep = Mi estis leganta libron, kiam
li vokis min.


Leer van buiten:


        asparago    asperge
        brasiko     kool
        salato      salade
        lentoj      linzen
        bulbo       ui
        frukto      vrucht
        citrono     citroen
        kuko        koek
        piro        peer
        cxerizo     kers
        frago       aardbei
        frambo      framboos
        daktilo     dadel
        nukso       noot (in't algemeen)
        juglando    noot (okkernoot)
        avelo       hazelnoot
        peco        stuk
        mielo       honig
        oleo        olie
        vinagro     azijn
        mustardo    mosterd
        lakto       melk
        servico     servies
        fromagxo    kaas
        kafo        koffie
        teo         thee
        cxokolado   chocolade
        akvo        water
        vino        wijn
        biero       bier
        brando      brandewijn
        pipo        pijp
        objekto     voorwerp
        estonteco   toekomst
        linio       lijn, linie
        loterio     loterij
        ondo        golf
        tendo       tent
        antauxdiri  voorspellen
        malfrui     laat komen
        fabriki     vervaardigen
        sveni       bezwijmen
        sopiri      zuchten
        heredi      erven
        dika        dik
        rekta       recht
        sen         zonder
        jen estas   hier is



Vertaling:

Laktujo, laktejo, pirujo, peceto, pipego, antauxdiro, senharulo,
sopiro, heredajxo, heredanto, kafejo, kafujo, kafopoto, sxafido,
malrekta, maldika.


Vertaal in Esperanto:

Koffiehuis, bierhuis, kerseboom, theebus, theepot, voortdurend zuchten,
kaaspakhuis, sigarettenpijpje, ontbijt, middagmaal, avondmaal, iemand
die altijd laat komt, iemand die dik is.


Vertaling:

La infano estas kisanta la patrinon. La infano estas kisata de
la patrino. La knabo estis batanta la hundeton. La hundeto estis
batata de la knabo. Li estos leganta mian leteron. Tiu letero estos
legata de sxi. La knabino estas skribinta leteron al sia avino. Mi
estas skribonta. Mi estas amata de mia patrino. Vi estas vidita en
la gxardeno de mia najbaro. Tiu cxi domo estas konstruata de mia
frato. La fenestro estis fermita longe, sed mi malfermis gxin. La
tuta planko estis kovrita de malpurajxoj. Mi estis skribonta longan
leteron al vi, sed mi ne havis tempon. Kiam ni eliris la pregxejon,
ni estis vidataj de nia najbaro. Mi estas balainta la malpurajxojn
sur la planko kaj nun mi lavos la mangxilaron. La policestro estis
elironta, kiam malricxa virino demandis por paroli kun li.


Vertaal in Esperanto:

Zoudt gij mij uw mes willen geven, want het is scherper dan het
mijne. Water is de beste en gezondste drank. Het weêr was zoo slecht,
dat ik niet komen kon. Uwe zuster zou niet zoo vroeg aangekomen zijn
als gij, indien zij niet vroeger vertrokken was dan gij. In den tuin
van mijn buurman staan vele appel- en pereboomen; zij dragen veel
vruchten, welke spoedig rijp zullen zijn. Zeg aan de dienstbode, dat
zij de theepot en het servies in den tuin brengt (portu). Wij kunnen
met het schoone weêr thee drinken in den tuin. Indien gij hongerig
zijt, hier is kalfsvleesch, groenten en aardappelen; eet zooveel (tiom,
kiom) gij wilt. Mijn dorst is grooter dan mijn honger. Hebt gij dorst,
hier is water, bier en wijn. Toen ik gisteren thuis kwam bemerkte ik,
dat ik mijn geldbeurs had verloren. Hebt gij ook gehoord of (cxu) ze
gevonden is (geworden). Ik kan het u niet zeggen, maar ga naar het
politiebureau en zeg het aan den politiebeambte, die daar is. Daar
ik hard geloopen had, was ik zeer vermoeid.



CHAPTER 12

Twaalfde Les.


Onpersoonlijke Werkwoorden.

_Onpersoonlijke werkwoorden_ noemen een werking, die aan geen persoon
of zaak wordt toegeschreven; zij geven alleen het bestaan, het plaats
vinden van de werking te kennen, zonder te vermelden wie de werking
verricht.

De woordjes _het_, _'t_ of _er_ die er vóór staan, worden niet
vertaald, bijv.: het regent = pluvas, 't hagelt = hajlas, het stormt
= ventegas.

Het deelwoord van onpers. w.w. neemt den _bijwoordelijken_ vorm aan,
bijv.: estis pluvinte = het had geregend.

Ook in andere volzinnen bezigt men den bijwoordelijken vorm, als het
onpers. w.w. geen betrekking heeft op een zelfst. n.w., bijv.:


        Het is gevaarlijk = estas dangxere.
        het is noodig = estas necese.
        het is warm = estas varme.


Het woordje _er_ in uitdrukkingen als: _er is_, _er was_, _er zijn_,
_er waren_, enz., wordt niet vertaald en wordt dus alleen _estas_,
_estis_ enz.



Achtervoegsels _ig_ en _igx_.

_Ig_(i) beteekent iets of iemand in den toestand brengen door het
grondwoord uitgedrukt, bijv.:


        bruli = branden, bruligi = doen branden.
        varma = warm, varmigi = warm maken.
        granda = groot, grandigi = groot maken.
        fali = vallen, faligi = laten of doen vallen.


Aanmerking: Men zij voorzichtig met de vertaling van het werkwoord
laten = lasi.

Laten heeft twee beteekenissen n.l. een waarin geen verandering in
den toestand gebracht wordt en een waarin wel verandering in den
toestand gebracht wordt.

In het eerste geval vertaalt men lasi en in het tweede geval wordt
_laten_ samengesmolten met het bijbehoorende werkwoord door hierbij
het achtervoegsel _ig_ te gebruiken.

Bijv.: Laat de dokter komen, wordt vertaald (zonder verandering van
den toestand) Lasu veni la kuraciston, en (met verandering van den
toestand) Venigu la kuraciston.

Verder wordt in de Ned. taal de aanvoegende wijs (welke de handeling
voorstelt als gewenscht, uitgang _u_) veelvuldig uitgedrukt met
het werkwoord _laten_. Dit laten mag nooit vertaald worden met het
Esperanto werkwoord _lasi_ daar n.l. een verandering in den toestand
wordt gebracht, bijv.:


        laat ons leeren = ni lernu.
        laat ons gaan = ni iru.
        laat ons beginnen = ni komencu.


_Igx_(i) beteekent worden, zich maken, of in den toestand komen,
wat het grondwoord uitdrukt, bijv.:


        pala = bleek, paligxi = bleek worden.
        sidi = zitten, sidigxi = zich nederzetten, gaan zitten.
        fari = doen (maken), farigxi = worden, ontstaan, zich
               tot ....  maken.



Wederkeerige of Terugwerkende Werkwoorden.

Dit zijn werkwoorden, die een _wederkeerigheid_ of _terugwerking_
aanduiden en waarbij het _onderwerp_ van den zin tevens het _voorwerp_
der handeling is.

Deze werkwoorden worden in 't Esperanto in 3 groepen verdeeld, n.l.:

1e. Werkwoorden, die de wederkeerigheid in zich sluiten,


        bijv.: gxoji = zich verheugen, mi gxojas = ik verheug mij.
        enui = zich vervelen, mi enuas = ik verveel mij.
        kutimi = zich gewennen, mi kutimas = ik gewen mij.
        imagi = zich verbeelden, mi imagas = ik verbeeld mij.
        erari = zich vergissen, mi eraras = ik vergis mij.
        vengxi = zich wreken, mi vengxas = ik wreek mij.
        konduti = zich gedragen, mi kondutas = ik gedraag mij.
        memori = zich herinneren, mi memoras = ik herinner mij.


2e. Werkwoorden, die een handeling uitdrukken, die men zichzelf of
een ander kan doen ondergaan, bijv.: lavi = wasschen (men kan zichzelf
en een ander wasschen).

De wederkeerigheid wordt uitgedrukt door de pers. voornaamwoorden in
den lijdenden vorm, dus met _n_, bijv.:


        mi lavas min = ik wasch mij.
        li lavas sin = hij wascht zich (vergelijk 4e les).
        ni lavas nin = wij wasschen ons.


3e. Werkwoorden, waarbij het onderwerp door de werking, die het
werkwoord voorstelt, in een bepaalden toestand komt, dat het wordt
(_igxas_) wat het grondwoord te kennen geeft. In dit geval gebruikt
men het achtervoegsel _igx_, bijv.:


        zich nederzetten = sidigxi (in zittenden toestand komen).
        zich nederleggen = kusxigxi (in liggenden toestand komen).
        zich buigen = klinigxi (in gebogen toestand komen).



Leer van buiten:


        vesto            kleedingstuk
        vesxto           mouwvest, vest
        jako             jas
        pantalono        broek
        gamasxo          slobkous
        robo             kleed, japon
        jupo             rok
        mantelo          mantel
        surtuto          overjas
        sxtrumpo         kous
        sxuo             schoen
        kravato          halsdoek, das
        cxemizo          hemd
        maniko           mouw
        manumo           manchet
        kolumo           halsband
        sxtofo           stof
        tolo             linnen
        tuko             zakdoek, doek
        ganto            handschoen
        kufo             muts
        soldato          soldaat
        cxapelo          hoed
        posxo            zak
        brava            dapper
        simila           gelijkend
        preta            gereed
        gxentila         beleefd
        cxarma           bevallig
        acxeti           koopen
        pagi             betalen
        levi             opheffen
        butonumi         toeknoopen
        kombi            kammen
        ornami           versieren
        konsumi          verbruiken
        naski            baren
        scii             weten
        malgraux         niettegenstaande
        preskaux         bijna
        aparte           ter zijde, afzonderlijk
        kaj tiel plu (k. t. p.)  en zoo voort, enz.
        jen estas        zie hier, hier is, hier zijn



Vertaling:

Grandigxi, pligrandigxi, plibonigi, junigxi, plijunigxi, paligxi,
rapidigxi, naskigxi, devigi, farigxi, purigi, dikigxi, maldikigxi,
interesigxi, sciigi.


Vertaal in Esperanto:

Neusdoek, grooter maken, tevreden stellen, geruststellen, ongerust
worden, rijk worden, beleefdheid, schoenmaker, versiersel, verbruik,
handschoenendoos, een dapper mensch, jong maken, jonger maken, oud
maken, ouder maken.


Vertaling:

La belaj vestoj ne estas bonaj por vi, vi malpurigos ilin en unu
tago. Matene, mi vekigxas je la sepa. Tiu cxapelo plijunigas vin
kelkajn jarojn. Via kantado malsanigos min. Kiam mia amikino auxdis, ke
sxia patrino estas tre malsana, sxi paligxis kaj rapidigxis hejmen. Se
vi ne estis devigita por eliri, mi kredas ke vi cxiam restus hejme
kaj vi bone scias, ke la kuracisto estas dirinta, ke vi devas eliri
almenaux dum unu horo. Mi kredas ke la vivado sur la kampo sanigas
vin, vi dikigxas kaj via vizagxo ne estas plu pala. Mia posxhorlogxo
estas pli bela ol la via, cxar la mia estas pli nova ol la via, sed
mi kredas ke la via estas pli forta ol la mia. Mi gxojas pri via
felicxo. Mi lavas min en la lavvazo. Sxi lavis sian infanon en la
kuvo. Mi kutimis mangxi tre malmulte. Vi treege dikigxas. Vi ne plu
povas iri tra la pordo. Mi prenis mian surtuton kaj mi foriris. Mi
sidigxis sur la segxon, starantan apud la pordo.


Vertaal in Esperanto:

De laarzenmaker maakt schoenen en laarzen. Hij wordt soldaat. In
ons land bevinden zich geen bergen, maar slechts heuvels. In den zak
van mijn broek draag ik een geldbeurs en in den zak van mijn overjas
draag ik een portefeuille (paperujon). In mijn schrijftafel bevinden
zich vier laden. In plaats van koffie gaf hij mij thee. De hoorders
verlieten (forlasi) de zaal. Hij liet den geneesheer komen. De
versiering van de kamer was zeer mooi. De kamer zal vergroot
worden. Hij wascht zich zonder water. Mijn overjas heeft me rijk
gemaakt. De gierigaard is rijk geworden door gierigheid. De geslagen
kinderen weenen. Mijn broek is te lang. Ik breng mijn schoenen naar
den schoenmaker. Een dapper mensch is een dappere. Hare handschoenen
zijn vuil, zij moet ze wasschen. Een mantel is een kleedingstuk voor
vrouwen en meisjes. Ik had mijn manchet verloren, maar ik heb ze
gevonden in den kist met gereedschappen. Ik zag een zeer groote stad,
waarin zich aanhangers van onze vijanden bevonden. De 20ste Februari
is de een en vijftigste dag van het jaar. Hij las: "ten vierde, de
vogel vloog over het veld". Al sprekende ging hij zitten. Hij sprak
over een nieuwe taal.



CHAPTER 13

Dertiende Les.



Korelativoj.

De op achterin bijgevoegde tabel genoemde woordjes zijn verschillende
soorten van _voornaamwoorden_ of _bijwoorden_, die dienen als
_vragende v.n.w._, _bezittelijke v.n.w._, _vragende bijwoorden_
enz. Deze woordjes noemt men _korelativoj_.

De bovenste rij van de tabel, dus _ia_, _io_, _iu_, _ie_, _ial_,
_iam_, _iel_, _iom_ en _ies_ noemt men de _grondwoorden_ waarvan de
andere gevormd worden. Ze worden in onbepaalde beteekenis gebruikt.


        Die welke beginnen met  _k_     zijn vragend;
        Die welke beginnen met  _t_     zijn aanwijzend;
        Die welke beginnen met  _cx_    zijn alles omvattend;
        Die welke beginnen met  _nen_   zijn ontkennend.


De korelativoj op _ia_ en _iu_ kunnen den meervoudsuitgang hebben,
terwijl _ia_, _iu_, _io_ en _ie_ een _n_ na zich kunnen krijgen.

Eenige korelativoj worden ook wel _zelfstandig_ of _bijvoeglijk_
gebruikt, bijv.:

la kialo = het waarom; kioma = hoeveelste.



Korelativoj op ia en io.

_Korelativoj_ op _ia_ zijn bijvoeglijk en bepalen iets omtrent de
hoedanigheid of de soort.

_Ia_ = de een of andere, een zekere, eenigerlei, bijv.:

Ian tagon mi donos al vi la monon = De een of andere dag zal ik u
het geld geven.

Li acxetis iajn nuksojn = Hij kocht de een of andere soort noten.

_Kia_ = welke, wat voor een, welke soort van, bijv.:

Kiajn nuksojn vi preferas? = Welke (soort van) noten verkiest gij?

_Tia_ = zoodanig, dusdanig, dergelijk, zulk een, zulk een soort, bijv.:

Tia cxapelo kostas kvin guldenojn = Zoo'n (zulk een) hoed kost
vijf gulden.

_Cxia_ = elke soort van, iedere soort, elk, ieder, bijv.:

Cxia persono bezonas monon = Elk mensch heeft geld noodig.

_Nenia_ = geen enkele soort van, geen enkel, bijv.:

Li konas nenian floron = Hij kent geen enkele (soort van) bloem.

_Korelativoj_ op _io_ zijn zelfstandig en worden alleen voor zaken
gebruikt. Ze hebben dan ook nooit een zelfst. n.w. achter zich.

_Io_ = iets, het een of ander, bijv.:

Io kusxis sur la tablo = Iets lag op de tafel.

Mi vidis ion = Ik zag iets.

_Kio_ = wat? (vragend voornaamwoord) bijv.:

Kio povas mangxi? = Wat kan eten?

Kion vi vidas? = Wat ziet gij?

_Tio_ = dat.

Tio estas bela = Dat is mooi.

Mi vidis tion = Ik zag dat.

_Tio cxi_ of _cxi tio_ = dit (in de nabijheid) bijv.:

Tio cxi devas esti bona = Dit moet goed zijn.

Mi portos tion cxi = Ik zal dit dragen.

_Cxio_ = alles, alle, elk ding, bijv.:

Cxio estas en la butiko = Alles is in den winkel.

Li scias cxion = Hij weet alles.

_Nenio_ = niets, niet een enkel ding, bijv.:

Nenio falis = Niets viel.

Mi auxdis nenion = Ik hoorde niets.



Achtervoegsels _em_ en _ebl_.

_Em_(a) vormt woorden, die de neiging uitdrukken tot hetgeen het
grondwoord (meestal een werkwoord) uitdrukt, of de gewoonte van de
hoedanigheid, in het grondwoord gelegen, bijv.:


        kredi = gelooven, kredema = lichtgeloovig.
        mensogi = liegen, mensogema = leugenachtig.
        babili = babbelen, babilema = babbelachtig.


_Ebl_(a) drukt de mogelijkheid uit van hetgeen het grondwoord (altijd
een werkwoord) beduidt, bijv.:


        vidi = zien, videbla = zichtbaar.
        legi = lezen, legebla = leesbaar.
        auxdi = hooren, auxdebla = hoorbaar.



Leer van buiten:


        butono        knoop
        broso         borstel
        sapo          zeep
        juvelo        juweel
        rubando       lint
        galono        boordsel
        punto         kant
        kotono        katoen
        lano          wol
        silko         zijde
        veluro        fluweel
        argxento      zilver
        oro           goud
        bastono       stok
        ombrelo       regenscherm
        magazeno      magazijn
        butiko        winkel
        bazaro        bazar
        lukso         pracht
        truo          gat
        speco         soort
        elefanto      olifant
        spongo        spons
        brocxo        borstspeld
        ringo         ring
        cxeno         ketting
        galosxo       overschoen
        cxifono       vod, lor
        fadeno        draad
        difekta       beschadigd
        delikata      fijn, teeder
        eleganta      sierlijk
        simpla        eenvoudig
        falsa         valsch, vervalscht
        ebla          mogelijk
        aminda        beminnelijk
        sindona       dienstwillig
        kompreni      begrijpen, verstaan
        interesi      aanbelangen
        intenci       voornemens zijn
        preferi       verkiezen
        sxangxi       ruilen, verwisselen
        jxuri         zweren, eed doen
        alia          andere
        cetera        overige
        kelka,
        kelke da      eenige
        multa,
        multe da      veel
        malmulta,
        malmulte da   weinig
        tuta          gansch
        kiu ajn       wie het ook zij



Vertaling:

Eble, juvelisto, cxenero, cxifonisto, cxifonujo, lana, kombilo,
levilo, gxentilajxo, edzigxo, posxhorlogxo, falsisto, legebla, kredema,
kredebla, dormema, trinkebla, drinkema, pagebla, uzebla, preferebla.


Vertaal in Esperanto:

Zilvergeld, eenvoudigheid, jonge olifant, knoopsgat, school, leerling,
schoolhoofd, onderwijzer, portefeuille, inktkoker, leerboek, leesboek,
verstaanbaar, leerzaam, schrijver, werkzaam.


Vertaling:

Cxu vi auxdis jam ion pri tia afero? Ne, mi auxdis ankoraux nenion,
sed se mi auxdos ion, mi sciigos tion al vi. Mi donos al vi cxion,
kion mi havas. Kiam (toen) mi estis en la urbo, mi vidis en la butiko
de la juvelisto tiajn belajn cxirkauxmanojn, ke mi eniris la butikon,
kaj volis scii, kion ili kostis, sed mi povis acxeti nenian. Io
estas sub la tablo. Estas tempo por cxio. Kio estas tio cxi, kion mi
vidos? Nenio estas preta; tio estas malagrabla. Estis ia truo en mia
posxo, cxar mi perdis mian monujon. Kia lukso estas en la salono de
la ricxulo. En la butiko mi acxetis pluvombrelon. Mi sciigis tion al
vi. Donu ian fadenon al mi. Mi havas nenian argxentmonon cxe mi. Apud
la silko kusxas la kotona rubando.


Vertaal in Esperanto:

Iets ligt op de tafel. Hij hoorde iets. Een kat liep in de kamer. Een
of andere vogel zat op den toren. Wat schoon is moet eenvoudig
zijn. Dat, wat gebeurde, was goed. De arme knapen konden niets geven
aan den armen grijsaard. Welke (wat voor soort) kant hebt gij aan uwe
japon? Wat zegt gij? Welk meisje is ongelukkig? Dat is niet waar. Welke
noten eet gij? Hij kent geen enkele soort menschen. In allerlei (soort)
steden bevinden zich dergelijke menschen. Welken ouderdom hebt gij? Ik
had iets gezien, maar ik wist niet wat. Ik zou dit gelezen hebben,
maar ik had geen tijd. Neem de zeep uit het zeepbakje en wasch uwe
handen. De ketting was van goud en de borstspeld van zilver. De gouden
borstspeld is mooier dan de zilveren. Leg de borstel in de kast en
knoop je jas toe.



CHAPTER 14

Veertiende Les.



Korelativoj op iu en ie.


_Korelativoj_ op _iu_ kunnen zoowel voor personen als voor zaken
gebruikt worden. In het eerste geval kunnen ze _bijvoeglijk_
en _zelfstandig_ gebruikt worden, en in het tweede geval alleen
_bijvoeglijk_.

_Iu_ = iemand, eenig, de een of andere persoon of zaak bijv.:

Iu estas en la cxambro = Iemand is in de kamer.

Iu viro estas en la cxambro = Een zekere man is in de kamer.

Mi vidis iun = Ik zag iemand.

Iu libro estas sur la tablo = Een zeker boek is op de tafel.

_Kiu_ = wie of welk (vragend), bijv.:

Kiu kuras en la cxambro? = Wie loopt in de kamer?

Kiu viro kuras en la cxambro? = Welke man loopt in de kamer?

Kiun vi vidas? = Wien ziet gij?

Kiujn librojn li acxetas? = Welke boeken koopt hij?

_Kiu_ = die, welke, dat (betrekkelijk) bijv.:

La viro, kiu marsxas en la strato, estas maljuna = De man, die in de
straat loopt, is oud.

La viro, kiun mi vidas, estas maljuna = De man, dien ik zie, is oud.

La libroj, kiujn mi legas, estas belaj = De boeken, welke ik lees,
zijn mooi.

_Tiu_ = die, dat, diegene, bijv.:

Tiu (viro) sidas sur la segxo = Die (man) zit op de stoel.

Tiu libro kusxas sur la segxo = Dat boek ligt op de stoel.

Li legas tiujn librojn = Hij leest die boeken.

_Tiu cxi_ of _Cxi tiu_ = deze of dit (in de nabijheid) bijv.:

Tiu cxi (virino) estas en la domo = Deze (vrouw) is in het huis.

Tiu cxi krajono kusxas sur la tablo = Dit potlood ligt op de tafel.

Mi acxetas tiujn cxi pomojn = Ik koop deze appelen.

_Cxiu_ = ieder, iedereen, elk een.

Cxiu (infano) ludas = Elk (kind) speelt.

Cxiun libron li havas = Elk boek heeft hij.

Mi vidis cxiujn = Ik zag allen.

_Neniu_ = niemand, geen, geen enkele, bijv.:

Neniu estas en la domo = Niemand is in het huis.

Li vidis neniun infanon = Hij zag geen enkel kind.

Vi legas neniun libron = Gij leest geen enkel boek.

_Korelativoj_ op _ie_ zijn plaats bepalende bijwoorden.

_Ie_ = ergens, op de een of andere plaats, bijv.:

Li devas esti ie = Hij moet ergens zijn.

Ili marsxas ien = Zij loopen ergens heen.

_Kie_ = waar, op welke plaats (vragend), bijv.:

Kie vi logxas? = Waar woont gij?

Kien vi iras? = Waarheen gaat gij?

_Kie_ = waar (betrekkelijk), bijv.:

Tie, kien ni iros, staras bela domo = Daar, waar wij heen gaan,
staat een mooi huis.

_Tie_ = daar, op die plaats, ginds, bijv.:

Tie staras sxranko = Daar staat een kast.

Cxu vi iras tien? = Gaat gij daarheen?

_Tie cxi_ of _cxi tie_ = hier, bijv.:

Cxi tie kusxas la libro = Hier ligt het boek.

Venu tien cxi = Kom hier.

_Cxie_ = overal, op alle plaatsen, bijv.:

Cxie mi auxdis birdojn = Overal hoorde ik vogels.

Ni iras cxien = Wij gaan overal heen.

_Nenie_ = nergens, op geen enkele plaats, bijv.:

Nenie mi vidas segxon = Nergens zie ik een stoel.

Ni iras nenien = Wij gaan nergens heen.



Achtervoegsel _ind_ en voorvoegsel _dis_.


_Ind_(a) beteekent waardig van wat het grondwoord uitdrukt, bijv.:


        kredi = gelooven, kredinda = geloofwaardig.
        bedauxri = beklagen, bedauxrinda = beklagenswaardig.


_Dis-_ beduidt verdeeling of verspreiding, bijv.:


        semi = zaaien, dissemi = rondzaaien (naar alle kanten
                                 zaaien.)
        kuri = loopen, diskuri = uiteenloopen.



Leer van buiten:


        laboro       werk
        klaso        klasse
        kajero       schrijfboek
        papero       papier
        folio        blad
        plumo        pen
        inko         inkt
        krajono      potlood
        libro        boek
        pagxo        bladzijde
        leciono      les
        progreso     vooruitgang
        apatio       onverschilligheid
        fervoro      ijver
        piedpilko    voetbal
        muso         muis
        energio      karaktersterkte
        ordo         orde
        babili       babbelen
        lingvo       taal
        litero       letter
        letero       brief
        bileto       briefje
        adreso       adres
        justa        oprecht, rechtvaardig, juist
        partia       partijdig
        facila       gemakkelijk
        korekta      nauwkeurig
        atenta       aandachtig
        inteligenta  vernuftig
        severa       streng
        nagxi        zwemmen
        forveturi    vertrekken (van treinen)
        renkonti     ontmoeten
        koni         kennen
        lerni        leeren
        instrui      onderwijzen
        elparoli     uitspreken
        indulgi      toegeven, ontzien, voorzichtig zijn met
        memori       zich herinneren
        forgesi      vergeten
        pensi        denken
        opinii       van meening zijn, denken
        imagi        zich inbeelden
        sxanceli     wankelen
        obei         gehoorzamen
        klopodi      trachten
        peni         pogen
        erari        zich vergissen, missen
        petoli       stoeien
        presi        drukken
        bindi        binden
        observi      waarnemen
        veturi       rijden
        tauxgi       deugen
        boji         blaffen
        depost       sinds



Vertaling:

Vidinda, akceptebla, dezirinda, respektinda, respektebla, acxetebla,
acxetema, preferinda, observebla, malfacila, malatenta, malobei,
malfervoro, atenteco, skribajxo, adresaro, bindisto, presilo,
memorinda, disiri, disdoni, diskuri, dissendi, dissemi.


Vertaal in Esperanto:

Vergeetachtig, vergetenswaardig, onvergetelijk, denker, leugenachtig,
wetenswaardig, adresseeren, werkman, penhouder, de onderwezen wordende,
papiermand, inktkoker, gemakkelijkheid, iets gemakkelijks, uitstrooien.


Vertaling:

Cxu iu el vi scias la vojon? Iu persono devas scii tion. Prenu iun
libron kaj legu. Li vidis iun en la gxardeno de nia najbaro. Kiu
logxas en Roterdamo? Kiu birdo ne povas kanti? Kiu estas tiu granda
monumento? Glaso de vino estas glaso en kiu antauxe sin trovis vino,
aux kiun oni uzas por vino; glaso da vino estas glaso plena je vino. La
domo en kiu ni trovigxas, estas konstruita en 1750. Ie en la arbaro
logxis maljunulo. Kie via frato logxas? Antauxe li logxis tie sed
nun li logxas tie cxi. Kien vi metis la sxlosilon? Sxi diris al mi
kiu kaj kie li estas. Kiu estas la monto, kiun mi vidas tie? Tie, kie
vi logxas, mi ankaux volus logxi. Kia estas la nomo de tiu, kiu vin
sendis tien? Cxiu homo povas erari. Cxiu mezuras la aliajn per sia
mezurilo. Cxiu por si, Dio por cxiuj. Cxie kaj cxiam esperantistoj
estas amikoj. Dum la leciono ne estas permesate al vi rigardi
cxien. Neniu estis vidinta la infanon. Neniuj homoj estis ankoraux
sur la strato. Nenie mi vidis mian plumingon. Cxu vi memoras ke mi
diris al vi: "iru nenien"?



Vertaal in Esperanto:

Heeft iemand mijn potlood gezien? Niemand zag het sinds
gisteren. Vandaag ga ik nergens heen. Mijn hoed ligt ergens. Wie kent
niet het schoone boek? Hij, die tevreden is, is gelukkig. Die jongens,
welke deze appels stalen, gingen daarheen. Een blad papier uit dit
schrijfboek. Vandaag ontmoet ik u overal. Kan iemand mij zeggen, hoe
laat de laatste trein naar Z. vertrekt? Iedereen kan u dat zeggen. Daar
ik niets van uw bezoek wist, zult gij u tevreden moeten stellen met
ons eenvoudig middagmaal. Wat schoon is moet eenvoudig zijn. Daar het
avond werd en mijne zuster nog niet thuis was, werden wij ongerust. De
salon in het huis van mijn rijken buurman was prachtig versierd ter
gelegenheid van (okaze de) het huwelijk van zijn dochter. De een
zei dit, de andere zei dat. Waar woont hij? Waarheen brengt gij dat
boek? Wij gaan daarheen. Wij gaan overal heen. Wij gaan nergens heen.



CHAPTER 15

Vijftiende Les.



Korelativoj op ial en iam.


_Korelativoj_ op _ial_ duiden reden of oorzaak aan.

_Ial_ = ergens om, om de een of andere reden, bijv.:

Li ne povis veni ial = Hij kon om de een of andere reden niet komen.

_Kial_ = waarom, om welke reden, bijv.:

Kial li estis en la urbo? = Waarom was hij in de stad?

_Tial_ = daarom, om die reden, bijv.:

Tial mi venis = Daarom kwam ik.

_Cxial_ = overal om, om elke reden, bijv.:

La knabo ridis cxial = De jongen lachte overal om.

_Nenial_ = nergens om, om geen enkele reden, bijv.:

Mi iras hejmen nenial = Ik ga nergens om naar huis.


_Korelativoj_ op _iam_ hebben betrekking op den tijd.

_Iam_ = eens, ooit, op zekeren tijd, op een of anderen tijd, bijv.:

Mi venos vidi iam = ik zal eens komen zien.

_Kiam_ = wanneer, op welken tijd, bijv.:

Kiam vi venos? = Wanneer komt gij?

_Kiam_ = toen, in de beteekenis van als, wanneer, zoodra, bijv.:

Kiam li venis, li estis bonvena = Toen hij kwam, was hij welkom.

Ni estis elirontaj, kiam li alvenis = Wij zouden uitgaan, toen
hij kwam.

_Tiam_ = dan, toen, op dien tijd, destijds, bijv.:

Tiam estis tempo por foriri = Dan was het tijd om te vertrekken.

_Cxiam_ = altijd, ten allen tijde, steeds, bijv.:

Li laboras cxiam = Hij werkt altijd.

_Neniam_ = nooit, nimmer, op geen enkel oogenblik, bijv.:

Li venas neniam = Hij komt nooit.



Voorvoegsels _ek-_ en _re-_.


_Ek-_ duidt een werking aan, die aanvangt of van korten duur is, bijv.:


        dormi = slapen, ekdormi = inslapen.
        kanti = zingen, ekkanti = aanheffen, beginnen te zingen.
        krii = roepen, ekkrio = uitroep.


_Re-_ duidt een herhaling der handeling aan, bijv.:


        vidi = zien, revidi = herzien.
        veni = komen, reveni = opnieuw komen.
        trovi = vinden, retrovi = opnieuw vinden, weervinden.



Leer van buiten:


        koverto      omslag
        historio     geschiedenis
        fabelo       vertelling
        fablo        fabel
        verso        vers
        poeto        dichter
        poezio       dichtkunst
        teatro       schouwburg
        dramo        drama
        verko        werk (letterkundig)
        muziko       muziek
        kolego       ambtgenoot
        majstro      meester (in zijn kunst)
        profesoro    leeraar
        spirito      geest
        animo        ziel
        prudento     rede, verstand
        kapabla      bekwaam
        diligenta    vlijtig
        sagxa        wijs
        severa       streng
        antikva      oud, antiek
        admono       vermaning
        dubi         twijfelen
        konsili      aanraden
        demandi      vragen
        respondi     antwoorden
        silenti      stilzwijgen
        mensogi      liegen
        prepari      bereiden
        montri       toonen, aanwijzen
        rakonti      vertellen
        kalkuli      rekenen
        konduti      zich gedragen
        rekompenci   beloonen
        lauxdi       prijzen, loven
        admiri       bewonderen
        puni         straffen
        ordoni       gebieden
        parkere      van buiten
        vane         tevergeefs
        okaze        toevallig
        prosperi     bloeien, gelukken, slagen
        aroganta     aanmatigend
        perfidi      verraden
        vitrokahelo  glasruit
        kapti        vangen
        okaze de     ter gelegenheid van



Vertaling:

Reveni, revidi, rediri, retrovi, ekkanti, ekgliti, ekbruligi, ekkoni,
rekoni, ekdormi, resendi, verkajxo, verkisto, muzikanto, mensogulo,
maldiligenta, sagxulo, represi, ekpensi, ekkomenci, rekomenci.



Vertaal in Esperanto:

Bewonderenswaardig, lovenswaardig, strafbaar, berekenbaar, pennedoosje,
vertaler, begrijpelijk, gedicht, vertelling, begrijpelijk maken,
wijzer, bezienswaardigheid, omstreken, bezoeker.



Vertaling:

Vivis iam regxo, kiu havis du filojn. Kien vi iros morgaux? Kial
vi plendas, vi devas esti gaja, cxar vi estas sana kaj ricxa, kaj
tamen vi cxiam estas malgaja. Mi neniam vidis ankoraux tiajn belajn
cxirkauxajxojn. Morgaux mi iros al amiko kiu logxas en domo ie sur la
kampo, apud mia naskigxurbo. Kial vi do foriras? La infaneto ploradis
ial, sed la patrino ne sciis kial kaj ne povis trovi la kialon. Kiam
mia amikino auxdis, ke sxi povas foriri, sxi rapidigxis hejmen. De
tiam ili estas amikoj. Kiam vi vizitos vian fraton, tiam salutu lin de
mi. En la tiama tempo mi vizitis Parizon cxiujare. Dek cigaroj kostas
tridek cendojn, tial unu cigaro kostas tri cendojn. Tiu malsanulo
cxial estas malkontenta. Mi cxiam levigxas tre frue. Vi cxiam estas
malkontenta; vi cxiam deziras ion multe pli belan. Mi cxiam iras al
la teatro. La infanoj ridas cxial. En tiu cxambro mi vidis nenian
pentrajxon. Malesperu neniam. Mi neniam vidis ion de via laboro. Mi
nenial forlasos vin. La knabo batis sian fratinon nenial. La forkurinta
infano nenie estis videbla.



Vertaal in Esperanto:

Eens zag ik een groote stad, waarin altijd groene boomen
stonden. Waarom deedt gij dat? Komt gij ergens om (om een of andere
reden)? Neen, ik kom nergens om. Wanneer men iets doen moet, wil
men gaarne het waarom weten. Daarom (om die reden) kwam ik gisteren
niet. Gij moet niet overal om lachen. Gij deedt beter nergens aan te
denken. Wanneer ik u de geschiedenis zal verteld hebben, dan zult
gij begrijpen, waarom hij dat deed. Zaagt gij ooit zulke schoone
omstreken? Neen, ik ben nog nooit in Amsterdam geweest. Zijt gij ooit
gestraft geworden? Muziek is altijd aangenaam als ze goed is. Toen
ik was ingeslapen, begon ik te droomen. Zij heffen een lied aan. Na
langen tijd sliep ik in en droomde een schoonen droom. Herinnert gij
u nog den dag, dat gij den eersten keer naar school gingt? Die dag is
niet licht te vergeten (onvergetelijk). De onderwijzer staat voor de
klasse en gebiedt den kinderen, dat zij zullen zwijgen (silentu). Het
onderwijs begint. Indien de leerlingen zeer vlijtig zijn geweest,
zal de onderwijzer hun een mooie geschiedenis vertellen. Hebt gij
uw portefeuille verloren? Ik heb er een gevonden. U spreekt dat
woord niet goed uit. Toon mij uw hand en ik zal u zeggen wie gij
zijt. Verstaat gij mij? Neen, mijnheer, ik heb u niet verstaan. Ik
moet hem bewonderen. Hij liegt alsof het gedrukt is. Antwoord,
wanneer men u iets vraagt. De leerlingen waren zeer vlijtig.



Lees- en Vertaaloefening:


MALFELICxA KOMERCISTO.

Juna homo, kiu en sia urbo havis nenian okupon, venis Londonon por
sercxi helpon cxe unu sia parenco. Tiu cxi lasta donis al li kelkan
nombron da cxapoj kaj konsilis al li stari sur la strato kaj vendi
ilin. Gxoja, ke li nun povos iom perlabori, la junulo prenis la
cxapojn kaj iris kun ili sur unu homplenan straton kaj sidigxis en
unu oportuna anguleto. Vespere li revenas al la parenco, kaj tiu cxi
demandas: Nu, cxu vi multe vendis? Ha, malgaje respondas la junulo,
ecx unu cxapon mi ne vendis! Cxu vi al neniu proponis? kion do vi
faris la tutan tagon? Mi tenis la cxapojn bone kasxitajn en mia korbo,
por ke la polvo ilin ne malbonigu, sed proponi al iu mi ne trovis
okazon en la dauxro de la tuta tago, cxar el la granda amaso da homoj,
kiuj pasis antaux mi, cxiuj havis jam cxapojn sur la kapoj.

(_El Fundamenta Krestomatio._)



CHAPTER 16

Zestiende Les.



Korelativoj op iel en iom.


_Korelativoj_ op _iel_ duiden de manier of wijze aan.

_Iel_ = op de een of andere wijze, bijv.:

Iel li devis trovi laboron = Op de een of andere manier moest hij
werk vinden.

_Kiel_ = hoe, op welke manier (vragend), bijv.:

Kiel vi fartas? = Hoe vaart u?

_Kiel_ = als, zooals (betrekkelijk), bijv.:

Diru gxin, kiel vi volas = Zeg het, zooals gij wilt.

_Tiel_ = zoo, op die manier, derwijze, bijv.:

Tiel vi devas uzi la plumon = Zoo moet gij de pen gebruiken.

_Cxiel_ = op elke manier of wijze, bijv.:

Li povas skribi cxiel = Hij kan op elke manier schrijven.

_Neniel_ = geenszins, op geen enkele manier, in 't geheel niet, bijv.:

Mi povis skribi al li neniel = Ik kon hem op geen enkele manier (in
't geheel niet) schrijven.

_Korelativoj_ op _iom_ hebben betrekking op de hoeveelheid en worden
gevolgd door _da_ indien zij een zelfst-n.w. voorafgaan.

_Iom_ = wat, een beetje, een weinig, bijv.:

Pruntu al mi iom da mono = Leen mij een weinig geld.

_Kiom_ = hoeveel, welke hoeveelheid (vragend), bijv.:

Kiom da mono vi havas? = Hoeveel geld hebt gij?

_Kiom_ = als (betrekkelijk), bijv.:

Diru al mi tiom, kiom vi scias = Zeg mij zooveel, als gij weet.

_Tiom_ = zooveel, zulk een hoeveelheid, bijv.:

Li havas tiom da mono = Hij heeft zooveel geld.

_Cxiom_ = alles, de gansche hoeveelheid, bijv.:

Li donis cxiom = Hij gaf alles (van hetgeen hij had).

_Neniom_ = niets, niemendal, bijv.:

Estis neniom de la meblaro en la domo = Er was niets van de meubelen
in huis.



Het achtervoegsel _um_.


Het achtervoegsel _um_ heeft geen vaste beteekenis, en het verdient
daarom aanbeveling de onderstaande woorden, welke de meest voorkomende
met _um_ zijn, uit het hoofd te leeren.


        aerumi     = luchten.
        akvumi     = drenken, bevochtigen.
        amindumi   = het hof maken.
        argxentumi = verzilveren.
        brulumo    = ontvlamming, ontsteking.
        busxumi    = muilbanden, busxumo = muilband.
        butonumi   = toeknoopen.
        cerbumi    = malen, tobben.
        datumi     = dateeren, dagteekenen.
        gustumi    = proeven.
        kalkanumo  = hak (van een schoen), kiel (van een schip).
        kolumo     = boord, kraag.
        komunumo   = gemeente.
        krucumi    = kruisigen.
        kulerumi   = opscheppen.
        laktumo    = hom (afgeroomde melk).
        lotumi     = verloten.
        malvarmumi = kouvatten, malvarmumo = verkoudheid.
        manumo     = manchet.
        martelumi  = behameren.
        mastrumi   = huishouden.
        nazumo     = lorgnet, knijpbril.
        ombrumi    = beschaduwen.
        orumi      = vergulden.
        palpebrumi = lonken, knipoogen.
        parazitumi = schuimen, klaploopen.
        partumo    = breuk of deel (wiskunde).
        pensiumi   = pensioneeren.
        plenumi    = vervullen.
        proksimume = ongeveer.
        sapumi     = inzeepen.
        serpentumi = zich kronkelen.
        ventumi    = waaien (met waaier), ventumilo = waaier.


Leer van buiten:


        scienco    wetenschap
        arto       kunst
        gusto      smaak, neiging
        religio    godsdienst
        pacienco   geduld
        pasio      drift, hartstocht
        kolero     gramschap, woede
        timo       vrees
        humoro     gemoedsgesteldheid, luim
        pastro     priester
        almozo     aalmoes
        tombo      graf
        legxo      wet
        rajto      recht
        paco       vrede
        komerco    handel
        potenca    machtig
        fiera      trotsch
        modesta    zedig
        jxaluza    afgunstig
        egala      gelijk
        efektiva   wezenlijk, werkelijk
        agi        handelen
        bapti      doopen
        beni       zegenen
        pregxi     bidden (tot God)
        permesi    toestaan
        saluti     groeten
        voki       roepen
        prezenti   aanbieden
        danci      dansen
        jugxi      oordeelen
        savi       redden
        pafi       schieten
        inviti     uitnoodigen
        konduki    geleiden
        gardi      bewaken
        festi      feestvieren
        kondamni   veroordeelen
        militi     strijden
        vundi      kwetsen



Vertaling:

Dancejo, fiereco, militisto, militistaro, gardisto, pafilo, tombejo,
malpermesi, singardema, ekpafi, devo, komercisto, jxaluzeco, almozulo,
modesteco, saluto, kondukanto, kondamnato, milito.


Vertaal in Esperanto:

Rechter, verhinderen, gerechtsgebouw, gerechtshof, kunstenaar, feest,
humorist, handelbaar, geestigheid, vreedzaam, kwetsbaar, kanon, salvo
(aanhoudend schieten), schutter, schietbaan.


Vertaling:

Iel mi perdis mian posxtrancxilon. Kial vi ne respondas? respondu
iel. Li estas iom fiera. La kafo estas iom tro malvarma. Cxu vi volas
doni al mi iom da akvo? Iel vi devas devigi tiun malobean knabon. Cxu
mi povas iel servi al vi? Kiel estas la vetero? Kiel mia bofrato
rakontis tion al mi, tiel gxi estas. Mi ne scias kiel min savi. Kiom
da pomoj vi volas havi? Je kioma horo vi deziras ke la servisto veku
vin? Donu tiom, kiom estas necesa. Via onklo estas tiel malavara kiel
afabla. Tiel perdi la tempon estas malagrable. Malfortuloj cxiel devas
vivi singardeme. Li volas vendi al mi cxiom. Mi mendis tagmangxon kaj
formangxis cxiom. Li neniel atendis auxdi tian belan historion. Li
skribis malbonege, oni neniel povas legi lian leteron. Mi komprenis
nenion el tio, kion li diris. Kiu volas havi cxiom, ofte akiras
neniom. Hieraux ni estas vidintaj la vidindajxojn de via urbo. Tiu akvo
ne estas trinkebla, gxi estas malpura. Mia frato estas tre kredema,
li kredas cxion, kion oni rakontas al li. Kiun libron vi preferas,
tiun kun la verda koverto aux tiun-cxi kun la rugxa koverto? Mi
preferas la verdan ol la rugxan.



Vertaal in Esperanto:

Heb een weinig geduld. Op de een of andere manier moet gij ons
helpen. Hij vertelde mij hoe trotsch zij was. Ik weet zelf niet hoe
er over (over het) te denken. Hoeveel tijd hebt gij noodig om naar de
stad te gaan? Op welke manier lezen blinde menschen? Zoo te handelen is
zeer onvoorzichtig. Zooveel wijn kan ik niet drinken. Geef mij evenveel
melk als koffie. Geef mij alles wat drinkbaar is. Hij heeft al (de
gansche hoeveelheid) het geld. Esperantisten helpen elkander op elke
manier. Wij hebben dat heelemaal niet (in 't geheel niet) noodig. Gij
behoeft u geenszins te verontrusten. De zieke heeft gedurende twee
dagen niets gegeten. Gelooft gij, dat hij niets geen geld bij zich
heeft? Toen ik uw brief ontving, deelde ik alles aan mijn vriend mede,
maar hij heeft mij nog niets geantwoord. Hebt gij uw lees- en rekenboek
bij u? Neen, ik heb ze vergeten. Gij zijt zeer vergeetachtig. Hij
is afgunstig op uw vooruitgang. De priester zegende de menigte. Gij
handelt tegen den godsdienst door zoo te spreken. Hartstocht is een
slechte eigenschap. Geduld is zulk een groote schat.



Lees- en Vertaaloefening:


ANEKDOTO DE SWIFT.

Kiam Swift prenadis novajn servantinojn, li cxiam diradis al ili,
ke ili en lia domo devas antaux cxio observadi du aferojn: unue,
fermi post si la pordon, kiam ili venas en cxambron, kaj due--denove
fermi la pordon, kiam ili eliras. Unu fojon unu servantino petis
de li la permeson iri al la festo de edzigxo de sxia fratino. Tre
volonte, diris Swift, mi ecx donos al vi cxevalon kaj servanton por
akompani, kaj vi povas ambaux kune veturi. Tute ekster si de gxojo,
la servantino, elirante, lasis la pordon ne fermita. Kvaronon da
horo post ilia forveturo Swift ordonis seli alian cxevalon kaj sendis
sur gxi rapide alian servanton kun la ordono revenigi ilin. Tiu cxi
trovis ilin en la mezo de vojo, kaj cxu ili volus aux ne--ili devis
veturi returne. Tute depremita, la knabino eniris en la cxambron
de sia sinjoro kaj demandis, kion li ordonos. Nenion pli ol nur ke
vi fermu post vi la pordon, li diris kaj lasis sxin post tio cxi
denove forveturi.

(_El Fundamenta Krestomatio._)



CHAPTER 17

Zeventiende Les.



Korelativoj op ies.

_Korelativoj_ op _ies_ geven een bezit te kennen.

_Ies_ = iemands, bijv.:

Ies cxapelo falis en la akvon = Iemands hoed viel in het water.

_Kies_ = wiens (vragend), bijv.:

Kies cxapelo estas tiu? = Wiens hoed is dat?

_Kies_ = wiens, wier (betrekkelijk), bijv.:

La knabo, kies libro kusxas tie cxi, estas malsana = De knaap, wiens
boek hier ligt, is ziek.

_Ties_ = diens, dier, bijv.:

Ties laboro estas la plej bela = Diens werk is 't mooist.

_Cxies_ = ieders, elks, van ieder, bijv.:

Li prenis cxies proprajxon = Hij nam ieders eigendom.

_Nenies_ = niemands, van niemand, bijv.:

Mi bezonas nenies helpon = Ik heb niemands hulp noodig.



Het voorvoegsel _fi_ en het achtervoegsel _acx_.


Deze geven beiden een minachtende beteekenis aan het stamwoord,
waarvan _fi_ op de innerlijke en _acx_ op de uiterlijke eigenschap
doelt, bijv.:


        ficxevalo = paard met streken, cxevalacxo = knol.
        fiviro = man met slechte eigenschappen, viracxo = vent, kerel.
        fivirino = vrouw met slechte eigenschappen, virinacxo = wijf.


_Het achtervoegsel_ _cxj_(o) dient om verkleinende, liefkoozende
mannelijke persoonsnamen te vormen; men voegt den uitgang na den 2en
tot den 5en letter van den naam, bijv.: Mihxaelo = Michiel, Micxjo
= Michieltje.


        Petro = Pieter, Pecxjo = Pietje.


_Het achtervoegsel_ _nj_(o) wordt gebruikt op dezelfde wijze als
_cxj_(o), doch dient voor vrouwelijke persoonsnamen, bijv.:


        Mario = Marie, Manjo = Marietje.
        Emilino = Emilia, Eminjo = Emilietje.


De uitdrukking _Mosxto_ is een beleefdheidstitel, die dient voor alle
Nederlandsche titels, als: _Majesteit_, _Heiligheid_, _Excellentie_,
_WelEdele_, _WelEdelGestrenge_, _Hoogedelgeboren_, enz. Wanneer de
waardigheid van den te noemen persoon het woord _Mosxto_ voorafgaat,
dan neemt die waardigheid den vorm van het bijv. n.w. aan, bijv.:


        Zijne Majesteit de Koning = Lia regxa Mosxto.
        Zijne Excellentie Graaf.... = Lia grafa Mosxto....
        Zijne Heiligheid de Paus = Lia papa Mosxto.



Leer van buiten:


        industrio           nijverheid
        posxto              brievenpost
        signo               teeken
        stacio              station
        raso                geslacht
        gento               volksstam
        regxo               koning
        regno               staat
        bieno               goed, landgoed
        opinio              meening
        perfekta            volmaakt
        libera              vrij
        prava               wie gelijk heeft
        certa               zeker
        sama                zelfde
        sendi               zenden
        donaci              schenken (een geschenk doen)
        ricevi              ontvangen
        gajni               winnen
        akiri               verkrijgen
        mezuri              meten
        ofendi              beleedigen
        plendi              zich beklagen
        bedauxri            betreuren
        aparteni            toebehooren
        posedi              bezitten
        malprava            wie ongelijk heeft
        decidi              besluiten, beslissen
        danki               bedanken
        cxagreni            verdrieten
        enui                zich vervelen
        amuzi               vermaken
        sin amuzi           zich vermaken
        dauxri              duren
        resti               blijven
        cxesi               ophouden
        jxeti               werpen
        peli                wegjagen, weg zenden
        sxajni              schijnen, blijken
        gratuli             gelukwenschen
        envii               benijden
        helpi               helpen
        zorgi               zorgen
        supre               omhoog
        malsupre            omlaag
        tuj                 dadelijk
        jxus                juist
        preskaux            bijna
        sendube             ongetwijfeld
        adiaux              vaarwel
        precipe             vooral
        suficxe             genoeg
        tro                 te, teveel
        jen ... jen         nu eens ... dan weer
        ju pli ... des pli  hoe meer ... des te meer



Vertaling:

Ekplendi, posedajxo, posxtisto, ekjxeti, mallibera, libereco,
regxino, regnano, malliberejo, domacxo, parolacxi, fikomercajxo,
hundacxo, skribacxi, fiinfano, disflugi, deflugi, forflugi, deiri,
disiri, foriri.


Vertaal in Esperanto:

Gevangene, gevangenschap, gelukwensch, bedelaar, vreesachtig, bang
maken, dankbaar, beklagenswaardig, betreurenswaardig, benijdenswaardig,
uitstrooien (werpen naar alle kanten), terugroepen, overdenken,
welvaren, kunstmatig, beginnen te lachen, beginnen te weenen, beginnen
te klagen.


Vertaling:

Ies perdo ne estas cxiam ies gajno. Cxies ideo estas diversa. Kies
plumon vi uzis? Nenies, (gxi) estas mia. Ties opinio ne multe
valoras. Cxu estas ies tiu cxi pinglo? Cxu tiuj estas la gepatroj,
kies infanoj ludas kun la viaj? La mono ne estas ties, kiu gxin
trovas. Cxies traduko estis bona. Mi estas nenies malamiko. La
fervoraj infanoj estos rekompencataj, sed la malfervoraj infanoj
estos punataj. Cxu vi scias kie estas la adresaro de Roterdamo? En
mia libertempo de la antauxa jaro mi vizitis la plej sudan (zuidelijk)
parton de nia lando, kaj admiris la belan pejzagxon (landschap). Li ne
povas kompreni min aux ne volas kompreni min. Kiam ni estis revidintaj
nian fraton, ni estis tre felicxaj, ke li estas en tia bonfarto. Cxar
mi ne volis akcepti rekompencon pro mia konsilo, mi resendis al li la
donacojn. Nenio estas perfekta. Mi tute ne estas certa, cxu vi estas
prava. Vi estas malprava. La verda stelo estas signo de Esperanto.



Vertaal in Esperanto:

Iemands hoed viel in het water. Is dit paard van iemand? Van wien is
dit papier? De vrouw, wier zoon viel, is ongelukkig. De man, wiens
kind in het water viel, sprong van de brug. De moeder zeide: Wie
niet wil gehoorzamen, diens straf zal groot zijn. Wees niet allemans
vriend. Over deze zaak wil ik gaarne ieders meening hooren. Niemands
hoed lag meer op de tafel. Ik heb niemands hulp noodig. Waar
hebt gij mijn penhouder gelegd? Ik legde hem juist bij het overige
schrijfgereedschap. Kan iemand mij zeggen, wie gelijk heeft? Het boek,
dat mijn vriend geschreven heeft, is waardig gelezen te worden. Hij
kon niet komen wegens zijn werk. Wij hebben alle bezienswaardigheden
van Amsterdam bezocht. De kinderen houden niet van stil zijn en
zitten, maar loopen en stoeien gaarne den ganschen dag. Ik ben niet
zoo lichtgeloovig uwe leugenachtige woorden te gelooven, en ik raad
u aan nooit meer over die zaak te spreken, want gij zoudt u vele
vijanden maken. Ter gelegenheid van den verjaardag harer moeder leerde
mijn nichtje een versje van buiten. Het geschenk van den koning was
prachtig. Waarom draagt gij niet allen hetzelfde teeken?



Lees- en Vertaaloefening:


SEVERA BIBLIOTEKISTO.

Cxiu el la regimentoj, kiuj staras en Parizo, posedas propran
bibliotekon, kies gardisto estas ordinare ia maljuna sub-oficiro, kiu
estas multe pli kompetenta en aferoj militaj, ol en literaturo. Unu
leuxtenanto de la maristaro sendis unu fojon en tian bibliotekon sian
servanton kun la komisio, ke li alportu al li el la biblioteko la 9an
volumon de la vortaro de Larousse (kun la literoj I. J. K.). Post unu
horo la soldato alportas al li la volumon unuan, raportante al li,
ke la bibliotekisto ne povis doni la nauxan volumon al persono, kiu
ne legis la ok unuajn, kaj ke, traleginte tiujn cxi, la leuxtenanto
ricevos tion, kion li deziras.

(_El Fundamenta Krestomatio._)



CHAPTER 18

Achttiende Les.



Voegwoorden.


De _voegwoorden_ dienen, om zinnen of zinsdeelen met elkander te
verbinden en duiden meestal eenigermate de betrekking aan, die er
tusschen de zinnen bestaat.

De voornaamste voegwoorden zijn:


    kaj             = en.
    ke              = dat.
    se              = indien (voorwaardelijk).
    cxu             = of, indien (twijfelend, onrechtstreeksche
                      vraag).
    cxar            = want, aangezien, daar.
    tial-ke         = omdat, doordat.
    por ke          = opdat.
    gxis            = totdat.
    dum             = terwijl.
    almenaux        = tenminste.
    sekve           = dus, bijgevolg.
    do              = dus.
    kontrauxe       = daarentegen.
    kvankam         = alhoewel, ofschoon.
    kvazaux _of_
        kiel se     = alsof.
    cxu ... cxu     = hetzij (dat) .... hetzij (dat).
    kiam            = toen.
    tuj kiam        = zoodra.
    laux tio se     = volgens dat, naar gelang.
    antaux ol       = vooraleer, alvorens, vóórdat.
    anstataux       = inplaats van
    se ne ke        = tenzij.
    esceptinte ke   = behalve dat.
    malgraux ke     = ondanks, niettegenstaande.
    tamen           = nochtans, evenwel, toch.
    sed             = maar, echter.



De voegwoorden worden gevolgd:

_a._ door de _aantoonende wijs_, wanneer de werking als _zeker_
wordt voorgesteld, bijv.:

Kvankam li estas malsana = Ofschoon hij ziek is.

_b._ door de _voorwaardelijke wijs_, wanneer de werking als
_verondersteld_ of _voorwaardelijk_ opgegeven wordt, bijv.:

Se vi estus malsana, mi irus al vi = Indien gij ziek waart, zou ik
naar u gaan.

_c._ door de _aanvoegende wijs_ (die den vorm heeft van de gebiedende
wijs), wanneer de werking als _doel_ voorgesteld wordt, bijv.:

Ordonu ke li venu = Gebied dat hij kome.

Estas necese ke li iru = Het is noodig dat hij ga.

_Anstataux_ en _por_ worden altijd gevolgd door de _onbepaalde wijs_,
bijv.:

Anstataux babiladi, laboru = Inplaats van te babbelen, werk.

Mi venas por vidi = Ik kom om te zien.

_Antaux ol_ kan gevolgd worden door de _onbep. wijs_, en door de
_aant. wijs_, bijv.:

Antaux ol foriri, li diris: = Alvorens weg te gaan, zei hij:

Antaux ol li foriris, li diris: = Alvorens hij weg ging, zei hij:

_Se_ wordt gevolgd door de _voorwaardelijke wijs_, wanneer men
zich bevindt voor een twijfelachtige zaak, afhangende van een
veronderstelling of voorwaarde, bijv.:

Se vi volus, vi estus felicxa = Indien gij wildet, zoudt gij gelukkig
zijn.

_Por ke_ wordt altijd gevolgd door de _aanvoegende wijs_, bijv.:
Por ke oni rekompencu vin, konvenas, ke vi gxin meritu = Opdat men
u beloone, betaamt het, dat gij het verdient.

_Ke_ wordt gevolgd door de _aanvoegende wijs_, wanneer de werking
of de toestand afhangt van _een bede_, _den wil_, _de begeerte_,
_de noodzakelijkheid_, _de betamelijkheid_ of _de verdienste_, door
het voorafgaande w. w. uitgedrukt, bijv.:

Vi meritas, ke oni pendigu vin = Gij verdient, dat men u ophange.

Aanmerking: De voegwoorden, evenals de betrekkelijke voornaamwoorden,
worden altijd door een komma voorafgegaan. Het is in 't Esperanto
regel, in den zin een komma te plaatsen, waar die ook in 't
Nederlandsch voorkomt.

Wanneer het voorzetsel _zonder_ gevolgd wordt door de onbepaalde wijs,
dan wordt het vertaald door _ne_ met het deelwoord, bijv.:

Zonder te groeten ging hij heen = Ne salutante, li foriris.

Uitdrukkingen met _dan ook_, zooals: _wie dan ook_, _wat dan ook_,
_waar dan ook_, worden vertaald door _ajn_, bijv.:

Kiu ajn faros gxin = Wie het (dan) ook zal doen.

Kion ajn vi faros = Wat gij (dan) ook zult doen.

Kie ajn vi estos = Waar gij (dan) ook zult zijn.

_Voorvoegsels_ _pra-_ en _eks-_.

_Pra-_ heeft een oorsprong aangevende beteekenis, meestal betrekking
hebbend op vervlogen tijden. Het kan beteekenen oer-, voor-, oud-
en achter-, bijv.:

pratempo = oertijd; pragepatroj = voorouders; pranepo =
achterkleinzoon; praonklino = oudtante.

_Eks-_ beteekent voormalig, gewezen, oud, ex, bijv.:


        ekskapitano   = voormalig kapitein.
        eksinstruisto = gewezen onderwijzer.
        eksmembro     = oudlid.
        eksministro   = exminister.



Leer van buiten:


        Dio           God
        universo      heelal
        globo         aardbol
        mondo         wereld
        naturo        natuur
        astro         hemellichaam
        suno          zon
        radio         straal
        lumo          licht
        luno          maan
        stelo         ster
        cxielo        hemel
        aero          lucht
        horizonto     gezichtseinder horizon
        temperaturo   luchtsgesteldheid
        frosto        vorst
        negxo         sneeuw
        glacio        ijs
        nubo          wolk
        nebulo        nevel, mist
        fulmo         weerlicht
        vento         wind
        maro          zee
        lago          meer
        bordo         oever, boord
        insulo        eiland
        monto         berg
        valo          dal, vallei
        fonto         fontein, bron
        rivero        rivier
        konko         schelp
        greno         graan of koren
        ponto         brug
        vojo          weg, baan
        dezerto       woestijn
        trajno        trein
        besto         dier, beest
        leono         leeuw
        tigro         tijger
        lupo          wolf
        vulpo         vos
        azeno         ezel
        aglo          arend
        korvo         raaf
        alauxdo       leeuwerik
        papago        papegaai
        rano          kikvorsch
        vermo         worm
        serpento      slang
        insekto       insect
        abelo         bij (insect)
        araneo        spin
        formiko       mier
        musxo         vlieg
        papilio       vlinder
        promeni       wandelen
        fali          vallen
        droni         verdrinken
        parfumi       welriekend maken, parfumeeren
        penetri       doordringen
        dangxere      gevaarlijk
        for           ver, weg
        nepenetrebla  ondoordringbaar



Vertaling:

Eksurbestro, praavo, praarbaro, praa, eksoficiro, malluma, malseka,
leonino, tigrino, azenino, lageto, rivereto, bestego, insulano,
montano, leonido, azenido, stelaro, negxero, glaciejo, glaciajxo,
glaciigi, insularo.


Vertaal in Esperanto:

Aanhoudende vorst, licht maken, donker maken, donker worden, waterval,
stralen (w.w.), lichtstraal, beginnen te vriezen, slangenbeet,
boekwinkel, boekhandelaar, adresseeren, afzender, slijpen (scherp
maken), slijpsteen, mogelijk maken.


Vertaling:

Se li scius, ke mi estas tie cxi, li tuj venus al mi. Ordonu al li,
ke li ne parolu. Se la lernanto scius bone sian lecionon, la instruisto
lin ne punus. Estas necese, ke li venu. Kiam vi ekparolis, ni atendis
auxdi ion novan, sed baldaux ni rimarkis ke ni trompigxis. Li foriris,
ne salutante. Permesu, ke mi diru tiun malagrablan veron. Mi deziras
ke vi tuj respondu. Antaux ol ekparoli, oni devas pripensi. Ni revenos
de la urbo je la sesa. Por ke mi auxdu viajn vortojn, estas necese
ke vi rediru ilin. Ne vidinte mian amikinon dum kvar jaroj, mi ne
rekonis sxin. Gardu, infanoj, ekkriis la patrino, tie estas granda
hundo, kiu mordos vin. Mi neniam permesos, ke vi eliros ankoraux tiel
malfrue. Estas via devo ke vi restu hejme, kaj gardu la infanojn. Kiam
la gardisto venis en la plej malproksima parto de la gxardeno, li
auxdis ion, sed vidante nenion, li foriris. Kian ajn libron vi legas,
legu atente. Vi devas foriri kien ajn. Li devas fari tion kiel ajn. Ne
estas permesate diri gxin al kiu ajn. Donu al mi ion, kion ajn.


Vertaal in Esperanto:

Opdat gij morgen niet te laat zult komen voor den eersten trein, zal
ik u om 5 uur wekken. De arme vrouw, die uit honger een brood stal,
werd door den rechter niet veroordeeld. De gevangene bracht den
tijd van zijn gevangenschap door met lezen (lezende). Ik kon niet
verhinderen, dat mijn broeder u beleedigde, maar gij zijt zelf de
oorzaak daarvan. Ik deed den kunstenaar mijn hartelijke gelukwenschen
en hij accepteerde ze vriendelijk. Wij geven niet aan bedelaars,
die aan de deur komen. Indien men oud wordt, heeft men gaarne een
vreedzaam tehuis. Ik ben u zeer dankbaar voor het geschenk, dat gij
mij met mijn verjaardag hebt geschonken. Het is betreurenswaardig,
dat gij zooveel uitgaat en zoo weinig aan uw werk denkt. Overdenk
toch, dat gij nu den ouderdom hebt, op welken men het gemakkelijkst
leert. Hij strooide de graankorrels naar alle kanten uit. Wilt gij de
dienstbode nog eens roepen, het is noodig, dat ik haar iets beveel. Ik
verzoek u dit te doen, hoe dan ook. Gij kunt het in de kamer zetten,
waar dan ook. Een van u moet het gedaan hebben, wie dan ook. Gij moet
uit den salon gaan, waarheen dan ook. Zoodra het kleine meisje haar
vader zag aankomen, begon het te lachen.



Lees- en Vertaaloefening:


MIRINDAJxOJ.

Okaze kunvenis kvar sinjoroj, grandaj majstroj kaj amantoj de
mensogado. Longan tempon ili sidis silente, fine unu diras:--Cxu
vi auxdis, kian sukceson havis Aramburo? Mi mem vidis, ke en la
teatro estis tiel malvaste, ke oni ne povis aplauxdi en horizontala
direkto, sed aplauxdis en vertikala.--Tre povas esti, diris la dua;
kaj mi unu fojon estis en teatro, kaj prezentu al vi, tie estis tiel
plenege, ke oni ne povis ridi en horizontala direkto, sed ridis en
vertikala....--Cxio cxi estas malvera diris la tria; sed jen mi, kiam
mi estis en Afriko, vidis negron tiel nigran, ke oni bezonis, por
lin rigardi, ekbruligi kandelon.--Nu, tio cxi ankaux estas malvera,
diris la kvara; sed jen mi, kiam mi estis en Anglujo, mi vidis tie
maldikan frauxlinon, ke sxi bezonis du fojojn eniri la cxambron,
por ke oni povu sxin rimarki.

(_El Fundamenta Krestomatio_).



CHAPTER 19

Negentiende Les.



Nog iets over het gebruik van voor- en achtervoegsels.


Vóór- en achtervoegsels kunnen ook op zichzelf gebezigd worden, bijv.:

ilo = werktuig; aro = verzameling; ano = lid; inda = waardig.

Vóór- en achtervoegsels kunnen samen verbonden worden en dan nieuwe
woorden vormen, bijv.:

ilaro = gereedschap; ebligi = mogelijk maken; disigi = scheiden;
fiigxi = zich verachtelijk maken; inaro = vrouwenschaar.

Bij gebruik van _meerdere voorvoegsels tegelijk_ neme men in acht,
dat het voorvoegsel, op welks beteekenis de nadruk moet gelegd
worden, _vooraan_ moet staan, bijv.: bogepatroj = schoonouders, in
tegenstelling met natuurlijke ouders, terwijl gebopatroj beteekent:
schoonvader en schoonmoeder samen.

Bij gebruik van _meerdere achtervoegsels tegelijk_ neme men in acht,
dat het achtervoegsel, op welks beteekenis de nadruk valt, aan het
_eind_ van het samengestelde woord komt, bijv.:

arbareto = klein bosch.

arbetaro = een bosch van kleine boomen.



Bijvoeglijk naamwoord.


Het bijv. n.w. kan in 't Esperanto zoowel vóór als achter het
zelfst. n.w. geplaatst worden. Men kan dus evengoed zeggen:

La viro batas la knabon malfelicxan, als

La viro batas la malfelicxan knabon.

Het bijvoeglijk n.w. volgt het zelfst. n.w. in getal en naamval en
noemt men zoo'n bijv. n.w. _attributief_ gebruikt.

Het bijv. n.w. kan ook _praedicatief_ gebruikt worden en dan krijgt
het _wel_ den meervouds-, doch _niet_ den 4en naamvalsuitgang. Het
wordt dan _altijd_ achter het zelfst. n.w. geplaatst, bijv.:

La viro batas la knabon malfelicxa = De man slaat den jongen ongelukkig
(d.w.z. dat hij ongelukkig wordt).

Men krijgt dus de twee volgende vormen:

Mi trovas la vinon bon_an_ = ik vind den goeden wijn.

Mi trovas la vinon bon_a_ = ik vind den wijn goed (dat de wijn
goed is).

Wanneer een praedicatief gebruikt bijv. n.w. geen betrekking heeft
op een zelfst. n.w. of een pers. v.n.w., doch op een werkwoord in
de onbepaalde wijs of op een geheelen volzin, dan wordt het in 't
Esperanto vertaald door een bijwoord, bijv.:

Hier te staan is zeer gevaarlijk.

Stari tie cxi estas tre dangxere.

Het is goed dat gij komt.

Estas bone, ke vi venas.



Leer van buiten:


        herbo           gras
        radiko          wortel
        brancxo         tak
        burgxono        bot, knop
        kverko          eik
        abio            spar
        nesto           nest
        arko            boog
        fero            ijzer
        vagono          wagon
        seka            droog
        klara           klaar, helder
        brila           schitterend
        ebena           glad, effen, plat
        profunda        diep
        fluida          vloeibaar
        krei            scheppen
        tondri          donderen
        flui            vloeien
        blovi           blazen
        amelo           stijfsel
        nacio           natie, volksstam
        gazeto          krant
        regularo        reglement
        kreto           krijt
        akno            puist, pukkel
        digo            dijk, dam, wal
        placo           plein
        monumento       gedenkteeken
        sentauxga       ondeugend
        valori          waard zijn, geldig zijn
        barakti         trappelen, spartelen
        ponardo         dolk
        tabulo          schoolbord
        ardeztabulo     lei
        vanta           ijdel
        taksi           schatten, waardeeren
        disciplo        leerling, volgeling
        fundo           bodem
        sekreto         geheim
        insulti         beleedigen
        apopleksio      beroerte
        signifi         beteekenen
        reciproke       wederkeerig
        hoko            haak, angel
        peni            trachten
        frost-sentema       kouwelijk
        komforto        gerief, gemak
        medalo          medalje
        kinino          kinine
        difekta         defect
        pilolo          pil
        frazo           volzin
        cxarlatano      kwakzalver
        sxmiri          smeeren
        dorloti         vertroetelen
        krocxi          aanhaken, ophangen
        supozi          veronderstellen
        raboti          schaven
        gvidi           leiden
        logi            lokken
        trafi           treffen



Vertaling:

Malklareco, profundeco, profundegajxo, monteto, herbejo, aglonesto,
vagonaro, universestro, maristo, maristaro, fervojo, blovilo, arego,
geanaroj, malebligi, malsanetulo, malsanuleto, lauxdindulino, paletigi,
videbleco, pruvebleco, bedauxrindege.


Vertaal in Esperanto:

Vloeibaar maken, vloeibaar worden, duidelijk maken, verklaarbaar,
vloeibaar te maken, schepper, beginnen te waaien, beginnen te donderen,
weerschijn, schietboog, wegblazen, opvroolijken (vroolijk maken),
de Esperantistenschaar, ziekenhuis, opnieuw vijand worden, opnieuw
ziek worden.


Vertaling:

Promenante sur la strato, mi falis. La falinta viro ne povis sin
levi. La pasinta tempo neniam revenos. La policanoj kondukis la
malliberulojn tra la stratoj. Vidante ke pluvegis ni kunprenis niajn
pluvombrelojn. Salutinte la gesinjorojn, ni foriris. Ridetante li
salutis min. Dirinte tion, li foriris el la cxambro. Kiam lernanto
finis la studadon de Esperanto, venas al li la demando: Kian utilon
havas por mi Esperanto? Pro la nebulo ni ne povis iri antauxen, sen
timo fali en profundegajxon. Elirinte la domon, ni vidis ke la vetero
estis tre malbela, blovegis kaj negxis, kaj la stratoj estis tre
malpuraj kaj glataj. Hieraux estis jam mallume je la kvara, la negxo
ekfalis kaj ekblovegis. Akvo estas klara fluidajxo. Vidinte la leonon
kaj la tigron, la infano ekploris. Fermu la fenestron, cxar estas tre
malvarme kaj mi estas tre frost-sentema. La sentauxga knabo prenis
pecon da kreto kaj skribis sur la dorso de la maljunulo. La monumento
staris sur la placo, kontraux la digo. En la lernejo vi povas trovi
tabulon kaj ardeztabulojn. Li havas grandan aknon en la mezo de sia
vizagxo. La cxarlatano diris ke la sxmirajxo, kiun li vendis, estis
bona cxial. Li batis la cxevalon kripla. Li kolorigos la pordon verda.


Vertaal in Esperanto:

De aanhoudende vorst en de strenge koude dwingen ons thuis te
blijven. Laten wij naar huis gaan, het wordt reeds donker. In den
zomer, bij groote hitte en droogte, zien wij dikwijls, dat sommige
riviertjes geheel droog zijn. Voor het raam van den boekhandelaar zagen
wij verscheidene Esperantowerken en wij haastten ons den winkel binnen
te gaan en er eenige te koopen. Gij adresseert dien brief niet goed. De
persoon, aan wien gij schrijft, woont niet meer in die straat, daar
hij verhuisd is. Hij zal de groene deur verven. Doe uw werk goed. Hij
vond den weg goed. Het is noodig, dat de bediende de messen slijpt,
want ze zijn zeer bot. Gij hebt gelijk, hij zou het gisteren reeds
gedaan hebben, maar de slijpsteen was defect. Het is jammer, dat het
slechte weer en de vuile weg het ons onmogelijk maken, om naar u toe te
komen, want wij zouden gaarne het feest bijgewoond hebben. In de diepte
van de zee liggen prachtige schelpen. De verschrikkelijke afgrond
was zoo diep, dat wij den bodem niet konden zien. Ik veronderstel,
dat gij weet wat het waard is. Een beroerte had hem getroffen. De
timmerman schaaft het hout, totdat het glad is als een spiegel.



Lees- en Vertaaloefening:


LA KULERETO.

En bona restoracio estas granda amaso da homoj, kiuj mangxas kaj
trinkas. Apud du tabletoj, proksime de la enirejo, sidas du sinjoroj,
unu jam nejuna kun friponeta vizagxo; antaux li sur la tablo staras
malplena glaseto kaj telero kun duono da pantrancxo kun sxinko; la
dua--juna homo, dande vestita, videble jxus sidigxinta apud la tableto;
li detiris siajn sxamajn gantojn kaj disbutonumas la superveston. La
nejuna sinjoro legas gazeton kaj de post gxi li de tempo al tempo
cxirkauxrigardas la publikon.--Servanto! vokas la juna dando: tason
da kafo kaj pastecxeton! Post kelkaj minutoj la servanto alportis. La
juna homo komencas trinki la kafon, rigardas cxirkauxen sur cxiuj
flankoj kaj subite kasxas la kulereton de sia kafo en la posxon. Tion
cxi rimarkis la maljuna sinjoro. Li vokas la servanton. Tiu cxi aperas.

_Dauxrigota._



CHAPTER 20

Twintigste Les.


_Eenige nieuwe voor- en achtervoegsels._

Uit de "Internacia Scienca Revuo" van December 1910 blijkt, dat de
commissie voor het samenstellen van wetenschappelijke en technische
woorden, de navolgende nieuwe voor- en achtervoegsels heeft aangenomen,
n.l.:


Het _voorvoegsel_ _hiper-_.

Het hiermede samengestelde woord (_werkwoord_) beteekent: doen op
de uiterste, meest werkzame manier datgene, wat door het grondwoord
wordt uitgedrukt, bijv.:

saturi = verzadigen, hipersaturi = oververzadigen.

flui = vloeien, hiperflui = overvloeien.


Het _voorvoegsel_ _mis-_.

Het hiermede samengestelde woord (_werkwoord_) beteekent: slecht,
verkeerd of bij vergissing doen datgene, wat het grondwoord aanduidt,
bijv.:

kompreni = verstaan, miskompreni = misverstaan.

kunigi = verbinden, miskunigi = verkeerd verbinden.


Het _voorvoegsel_ _retro-_.

Het met _retro_ samengestelde woord (_werkwoord_) beteekent het doen
eener handeling of beweging, tegengesteld aan die, welke door het
grondwoord wordt uitgedrukt, bijv.:

iri = gaan, retroiri = teruggaan.

doni = geven, retrodoni = teruggeven.

Dit voorvoegsel is gemaakt ter voorkoming van verwarring met het
voorvoegsel _re_, wat beteekent: opnieuw de handeling verrichten in
het grondwoord uitgedrukt.


Het _achtervoegsel_ _iv_.

Het met _iv_ samengestelde woord (_bijv. n.w._) beteekent dat datgene,
wat er nader door omschreven wordt, in staat is de handeling tot
stand te brengen, door het grondwoord (altijd bedrijvend werkwoord)
aangeduid, bijv.:

konduki = geleiden, kondukiva = geleidend.

izoli = isoleeren, izoliva = isoleerend.


Het _achtervoegsel_ _iz_.

Het hiermede samengestelde woord (_werkwoord_) beteekent: (in
werkelijkheid) insmeeren met, inwrijven met, voorzien van, bijv.:

gudro = teer, gudrizi = teeren.

oleo = olie, oleizi = olieën.

In de figuurlijke beteekenis dient men evenwel het achtervoegsel _um_
te gebruiken.


Het _achtervoegsel_ _oid_.

Het hiermede samengestelde woord (_bijv. n.w._) drukt uit dat datgene,
wat omschreven wordt, een overeenkomstige vorm of aanzien van het
grondwoord vertoont, bijv.:

sfero = bol, sferoida = bolvormig.

arbo = boom, arboida = op een boom gelijkend.


Het _achtervoegsel_ _oz_.

Het met _oz_ samengestelde woord (_bijv n.w._) beteekent dat datgene,
wat er door uitgedrukt wordt, een zoodanige hoeveelheid bevat der
stof, door het grondwoord aangeduid, dat daardoor de eigenschap of
het aanzien verandert, bijv.:

sxtono = steen, sxtonoza = steenhoudend.

kalko = kalk, kalkoza = kalkhoudend.

fero = ijzer, feroza = ijzerhoudend.



Leer van buiten:


        raso         ras
        rizo         rijst
        pelvo        bekken, schaal, kom
        metio        ambacht, beroep
        fenomeno     verschijnsel
        betulo       berk
        fantomo      spook
        cinamo       kaneel
        kavo         kuil, holte
        kliento      klant
        roso         dauw
        gazo         gaas
        vesperto     vleermuis
        falko        valk
        ehxo         echo
        simio        aap
        kalkano      hiel
        pensio       pensioen
        tombo        graf
        temo         onderwerp
        rimeno       riem (leer)
        apetito      eetlust
        deserto      dessert, nagerecht
        farmo        hoeve
        krepusko     schemering
        brido        toom, teugel
        fripono      schurk
        bukedo       ruiker, bouquet
        koto         slijk, vuil
        sxlimo       modder
        kulo         mug
        pugno        vuist
        limo         grens
        vipo         zweep
        aviatoro     vliegenier
        vosto        staart
        pecxo        pek
        bruto        vee
        celo         doel
        pasero       musch
        fazeolo      boon
        trabo        balk
        akcepti      ontvangen
        streko       streep
        leuxtenanto  luitenant
        modesta      bescheiden
        scivolema    nieuwsgierig
        nuntempe     thans
        freneza      krankzinnig, gek
        nuda         naakt, bloot
        griza        grijs
        nei          ontkennen
        cxarpenti    timmeren
        inciti       prikkelen, tergen
        sufoki       verstikken
        turmenti     kwellen, pijnigen, martelen
        vagi         zwerven
        bucxi        slachten
        fandi        smelten, gieten
        forgxi       smeden
        apogi        leunen
        tedi         vervelen
        civilizi     beschaven
        sonori       klinken
        fajli        vijlen
        pumpi        pompen
        plugi        ploegen
        linii        linieeren
        nomi         noemen
        kribri       ziften, zeven
        filtri       filtreeren
        erpi         eggen
        superi       overtreffen
        sveni        bezwijmen
        halti        stilhouden, ophouden
        grimpi       klimmen
        visxi        vegen, wisschen
        fosi         graven
        miksi        mengen
        enhavi       bevatten
        arogi        aanmatigen



Vertaling:

Parfumisto, aera, brilo, brili, fluidajxo, fulmotondro, duoninsulo,
cxielarko, sunkusxigxo, duonfrato, forgxisto, oroza, argxentoza,
hipervarmigi, brulebla, bruliva, salizi, misauxdi, simioida, inferoida,
retrodoni.


Vertaal in Esperanto:

Vergulden, teruggaan, terugzenden, opnieuw zenden, terugbetalen,
opnieuw betalen, zich belachelijk maken, een klein hongerig meisje,
beschaving, krankzinnigheid, vervelend, schurkenstreek, muggebeet,
bescheidenheid, ambachtsman.


Vertaling:

La patro dividis inter ili cxion, kion li posedis. Sxi metis glacion
en mian glason. Mi jxus ricevis leteron de mia familio, kiu petas,
ke mi tuj revenu hejmen. Sur la sxtuparon, kovritan per irtapisxo,
la servistino faligis la malpuran akvon. Kvazaux morta sxi falis
teren. En somero la salmoj nagxas en la riverojn; post kelkaj semajnoj
ili renagxas en la maron. Ili foriris dum la suno jxetis sian lastan
radiaron sur la kamparon. Laboradu, la laboro donas la plej certan
renton. Sxi gajnis suficxe por vivi per kudrado, lavado aux ia alia
laborado. Simio estas tre scivolema kaj gxi faras cxion, kion gxi
vidas. Ne turmento viajn instruistojn, sed klopodu, kontentigi ilin
per via laborado. En Hxindujo estas mangxata multe da rizo. Por jugxi
juste, oni devas scii gxuste, kio okazis. La trompisto logis multe
da klientoj, cxar li logxis en belega domo. Tiu malsagxa knabo metis
pecon da pecxo en sian posxon. La hundeto kuris tien kaj reen (af
en aan). Sxi rakontis la sekreton al unu el siaj fratinoj kaj tiam
mi baldaux sciigxis. Oni devas aerumi, cxar oni preskaux sufokigxas
tie cxi pro la fumo.


Vertaal in Esperanto:

Door kouvatten heeft zij haar stem verloren. Hij is een vervelende
vent. De man zeept zijn gezicht in en scheert zich daarna. Wilt gij mij
uw manchetknoopen laten zien? Ik verzocht eenigerlei opheldering. Zeep
zal een neger niet wit maken. Laat Johan komen om mijn koffer te
dragen. Men richtte in het park een standbeeld van den koning op. Om
de bloemen te plukken, bukte hij zich voorover. Een driedubbele draad
zal niet spoedig breken (vaneenscheuren). De arbeid maakt de menschen
moede en de menschen, die werken, worden moede. Het meisje maakte hare
wangen wit met krijt. Niet alle menschen hebben een edel karakter. Alle
personen, die willen, kunnen zonder betaling binnengaan. Zwitserland
zal altijd het mooiste land van Europa blijven. De vrouw zei, dat zij
voorheen drie kinderen had, en nu geen enkel meer. Hij keek achterom
en zag niemand. Als men tot hiertoe Esperanto geleerd heeft, moet
men ook verder studeeren. Denk er om dat de examens voor Esperanto
jaarlijks moeilijker worden.



Lees- en Vertaaloefening:


LA KULERETO.

(Dauxro kaj fino).

Tason da kafo kaj pastecxeton! La postulitajxo estas alportita. La
sinjoro mangxas.--Se vi volas, mi montros al vi jxonglon, li diras
al la servanto, alvokinte lin. La servanto ridetas.--Rigardu: cxu tio
cxi estas kulereto?--Jes, sinjoro.--Kie do gxi estas nun? demandis la
sinjoro, rapide kasxante la kulereton en la posxon.--En via posxo.--Ne,
ne en la mia, sed en la posxo de tiu cxi juna sinjoro. La servanto,
senvole returnas sin al la dando. Tiu cxi suprensaltas.--Volu,
sinjoro, elpreni la kulereton el via posxo, turnas sin al li la
nejuna homo. Vole-ne-vole la dando ensxovas la manon en la posxon
kaj eltiras la kulereton.--Nu, vi estas vera jxonglisto, li rimarkas
konfuzite.--Jes. Prenu por la kafo; la brando estas pagita, diras la
jxonglisto, jxetante moneron sur la tablon, kaj forigxas, akompanata
per salutoj de la mirigita servanto kaj forportante la kasxitan
kulereton.

(_El Fundamenta Krestomatio._)



Verkortingen.



            e.          = ekzemple       = bijvoorbeeld.
            k. a.       = kaj aliaj      = en anderen.
            k. c.       = kaj ceteraj    = en overige.
            k. s.       = kaj similaj    = en dergelijke.
            i. a.       = inter alie     = onder anderen.
            k. sekv.    = kaj sekvantaj  = en volgende.
            k. t. p.    = kaj tiel plu   = en zoo voort, enz.
            t. e.       = tio estas      = dat wil zeggen.
            Do.         = doktoro        = dokter.
            Fino.       = frauxlino      = mejuffrouw.
            Po.         = profesoro      = professor.
            So.         = sinjoro        = mijnheer.
            Sino.       = sinjorino      = mevrouw.



Herhalings-Oefeningen.



1.

Toen de politie kwam, gingen de menschen uiteen. Hij sprong op, hief
een lied aan en liep weg. Ik zal dadelijk terugkomen. Het kind is bezig
haar moeder te kussen. Hij doodde twee vijanden. Hij vulde het huis
met rook. Het huis werd vol rook. De zeelucht maakt mij gezond. Ik
moet hier weer genezen. Het stormde den geheelen nacht. Een vonk kan
gevaarlijk zijn. Goede vriendschap is zeer aangenaam. Noch ik, noch
hij heeft het gezien. De eetschaal was ledig. Dat boek is niet waard
om gelezen te worden. Zijne woorden waren niet te begrijpen. Wees
niet zoo vergeetachtig. Het zwaard moet in de schede zijn. Hebt
gij dat ooit gehoord? Neen, nog nooit. Ik spreek van het kind. Het
kind heeft zijn pen verloren. Haar vader is gestorven. Hebt gij een
grooten hond en heeft hij mooie ooren? Opdat gij de kinderen niet
zult wakker maken, is het noodig, dat gij niet zoo babbelt. Een
honderdtal kinderen zijn in den tuin. 3 × 3 = 9, 3/4 × 3/4 = 9/16,
1/3 × 1/3 = 1/9. Hoe laat is het? Half tien. Van die twee broeders
is hij de grootste. Hij is de beste van al mijn vrienden. Dit huis
is van steen gebouwd. De portier opende de deur voor mij. Gisteren
werd de bedrieger bedrogen. De cursus zal 5 maanden duren. Verleden
Zondag heeft hij mij bezocht. Het adresboek van Rotterdam is groot.



2.

Het boek, dat hier ligt, behoort aan mijn broeder, die nu ziek is. Ik
heb hem nog niet gezien, maar hij zal spoedig komen. Waar gaat gij
heen? De suikerpot is op de tafel, maar er is geen suiker in. Het
wordt reeds avond en het weer is koud; laten wij naar binnen gaan. De
zon begon reeds onder te gaan, maar het was nog zeer warm. Het werk
maakte mij moede, daarom ging ik spoedig naar bed. Het feest begon,
zoodra het bestuur aangekomen was. Hij woont tegenover de kerk in
een groot huis. Volgens mijne meening is het wonen hier gezond; een
ziek mensch kan hier spoedig gezond worden. Ongeveer de helft van de
vogels stierf van de koude; de overigen vlogen naar het Zuiden. De
gierigaard vreest steeds, dat men zijne bezittingen zal stelen. De
molenaar is een vriend van den wind, doch te veel wind is niet goed
voor den molen. De oogarts is uit de stad; indien gij geholpen wilt
worden, moet gij naar een anderen dokter gaan. Die man is 60 jaar
oud, maar hij ziet er uit als een persoon van 40 jaar. Gij doet zeer
verstandig, door zoo te handelen. Ik zal onderzoeken, wie van u allen
dit gedaan heeft. Hij is een vriend van mij, daarom mag hij elken
dag komen. Hij glimlachte, terwijl hij mij een hand gaf. Het aantal
menschen, dat kan zwemmen, is zeer groot.



3.

Het is noodig, dat gij vlugger loopt, anders zult gij veel te laat op
uw werk aankomen. Met de eene hand wees hij naar mij, terwijl hij de
andere hand in den zak stak (metis). Eén van u allen heeft het gezegd,
dat is zeker; nu zal ik moeten onderzoeken wie het gezegd heeft en
dus de zondaar is. Een kers is een lekkere vrucht; het is jammer,
dat men ze het geheele jaar niet kan koopen. Een pereboom is een
boom, waaraan peren groeien. Mijn inktkoker brak in drie stukken en
al de inkt viel op het boek. Zij verzorgt hare kinderen niet goed;
de andere vrouw zorgt beter voor hare kinderen. Ik ben reeds dikwijls
in Amsterdam geweest; het aantal malen is niet te raden. Hij verzekerde
ons, dat alles, wat hij zei, de zuivere waarheid was, maar het was niet
te bewijzen. Het is niet te wenschen, dat hij vóór 6 uur thuis komt,
want zijn middagmaal moet nog klaar gemaakt worden. Door het slechte
weer kon ik u niet vroeger bezoeken. Het geleende geld stelde mij in
staat, zulke groote inkoopen te doen. Ik ben u dankbaar voor de hulp,
welke gij mij gegeven hebt. De president van Frankrijk heeft verleden
jaar ons land bezocht. Ik schreef aan den WelEd. Heer J. P. te Z.,
alwaar ook mijn broeder woont. Ik weet niet of gij dat moet doen
of ik. Of het morgen mooi weer is, of dat het regent, ik ga toch
uit. Hij viel dood op den grond; wij droegen hem weg en waarschuwden
zijne ouders. Zonder om te kijken, liep hij mij voorbij. Nieuwsgierige
menschen kijken dikwijls om.



4.

Ik heb onder die menschen alles verdeeld, wat ik bezat. Oude menschen
zijn zeer veranderlijk; zij willen nu eens dit, dan weer dat. De zieke
was gedurende den geheelen dag omgeven door de geheele familie. Hoe
minder geld hij heeft, hoe minder hij drinkt. Deze menschen wonen
reeds drie jaar in een huis van steen. Heeft hij geen gelijk? Neen? In
hoeverre heeft hij ongelijk? Van wien is deze beurs? Van niemand of
van ieder? Voor den misdadiger staan overal netten, maar de hoofdzaak
(cxefafero) is, hem er in te vangen. Het glas brak in vier stukken. Dat
paard zal niet vlugger loopen, hoeveel gij het ook slaat. Evenals
ik, heeft ook hij zijne gebreken, maar zij zijn niet te zien;
evenwel zij zijn niet te wenschen. Wat 'n reus! Zóó groot ben ik
niet. Dat is niet wenschelijk. Ik vrees, dat een of ander ongeluk
hem overkomen is. Eenige uren geleden zag ik iemand op de straat; nu
zie ik niemand meer. Bij slecht weêr zou men thuis moeten blijven,
doch een politieagent kan dat niet doen. Dat is ongelukkig genoeg,
want daardoor vatten zij dikwijls kou. Het hoofd van onze school is
een zeer streng mensch, doch hij heeft goede eigenschappen en dat is
te prijzen. Deze scheepskapitein drinkt veel brandewijn; hij houdt
niet van koffie. Leer deze heele les van buiten. Ik eisch, dat gij
vroeger naar uw werk gaat. Geef mij s.v.p. een geldstuk, opdat ik
brood kan koopen en geen honger behoef te lijden. Ik gaf hem een korf
vol mooie peren. Ik zal het hem zeggen, zoodra ik hem zie. Er valt
een zandkorrel in mijn oog; met een beetje water kan hij er uit.



5.

De koningin kwam het eerst aan. Haar geheele gevolg zou den volgenden
dag komen. Hare Majesteit de koningin groette een ieder beleefd en
ook zij werd door een ieder beleefd gegroet. De nieuwgekozene gaf een
feestmaal. De hond leschte (trankviligi) zijn dorst, maar hij bleef nog
zeer warm en moede. Leer deze les van buiten, opdat gij geene fouten
zult maken. De kerk staat in het midden van het dorp. Zij is lid van
de Roomsch-Katholieke kerk (eklezio). Behalve vijf gulden betalen,
moest hij ook nog vijf dagen in de gevangenis doorbrengen. Toen ik
het boek gelezen had, bracht ik het weg. Deze man is arm; zijn zoon
is nog armer en zijn neef is de armste van alle familieleden. Toen ik
naar buiten ging, zag ik, dat het weêr mooi was. Verstandige menschen
zeggen steeds de waarheid, maar moeten ook kunnen zwijgen. Zij moeten
alleen dán spreken wanneer het noodig is, want het is dikwijls noodig,
dat men zwijgt. Zenuwachtige menschen zeggen nu eens veel te veel,
dan weer kunnen ze geen enkel woord uitspreken. Indien het noodig
mocht zijn, zoo ben ik steeds bereid u te helpen. Toen ik hem een
gulden gegeven had, ging hij naar huis, dus, toen hij van mij een
gulden ontvangen had, zag ik hem niet weer. Er zijn menschen in
deze wereld, die nooit tevreden zijn; hoeveel men hun ook geeft,
zij klagen steeds. Allerlei menschen gingen naar het feest, zoowel
arme als rijke. Ik keek naar boven en zag drie vogels, welke boven
op het dak zaten, terwijl vier vogels over het dak vlogen.



6.

Overal zocht ik een rijtuig, doch nergens zag ik er een. Wat voor
belooning moet ik hem geven? Wiens mes dit is, diens vriend ben ik. Het
kind wilde niet gehoorzamen, daarom werd het gestraft. Men kan dat
doen zonder iemands toestemming. De burgemeester van onze stad heeft
ons gisteren bezocht. Die man is zeer medelijdend, hij geeft altijd
aan arme menschen. Dat bevel is niet uitvoerbaar (te doen). Alles,
wat gij zegt, is belachelijk. Halverwege bemerkte ik, dat ik geen
geld bij mij had. Beveel haar, dat zij stil is. Dien hond te slaan
is een kinderachtigheid en bedenk, dat ik niet van schurkenstreken
(schurk = fripono) houd. Het kind werd rood van schaamte. Een mensen,
dien men veel laat werken, wordt moede. Het fleschje brak, maar het
water bleef er in. Laat Jan komen om mijn koffer te dragen. Gij handelt
in strijd met uw plicht. Ik zal wachten tot zij gezongen hebben. Het
kind wierp eenige steentjes in het water. Gij zult berouw hebben
over die zaak. De bliksem trof het kasteel, welks toren direct in
brand vloog. In het jaar 2000 zal de wereld vergaan (perei). Morgen om
2.45 n.m. ga ik weg. Tien gedeeld door vijf is twee. Het is mooi weêr;
zouden wij gaan wandelen? Neen laten wij rijden. Ik heb teveel broeders
en zusters. Vandaag is het Vrijdag en morgen is het Zaterdag. Deze
hond is niet te vertrouwen, hij bijt spoedig.



7.

Hoe minder hij arbeidt, zooveel te luier wordt hij. Waarom weet ik
niet, maar toch lacht gij ergens om. Ik heb liever een glas wijn dan
een wijnglas. Hij stond boven op den berg en keek naar beneden op het
veld. Men hinderde mij zóó, dat ik mijn werk slecht maakte. De vader
en zijn zoon gingen samen naar de kerk. Ik scheurde den brief aan
stukken en strooide de stukken in alle hoeken van de kamer rond. Hij
zeide dat hij mij niet gezien had, maar men kan hem slecht gelooven;
men zegt dat hij een echte leugenaar is. Eerst ging ik naar Parijs,
daarna naar Berlijn en eindelijk naar Antwerpen, doch nergens vond
ik het verlorene terug. Als ik u morgen terug zie, zal ik zeer blij
zijn, want het meest houd ik van oude goede vrienden. Door het lage
water konden de schepen niet varen, de stuurlieden werden ontslagen
en het overige scheepsvolk ontving pensioen. Gij allen zult getuigen
zijn van de gebeurtenis, die plaats zal vinden (1 woord). Dat gezegde
deed mij blozen, maar ik word niet gauw bang en liep niet weg. In
hoeverre hij die belooning verdient, weet ik niet, maar ik verzeker u
dat hij veel werkt, verbazend veel. Hij, die niet werkt, zal ook niet
eten. Ik weet niet welke van die twee jongens de oudste is, maar ik
geloof dat de grootste de jongste is. Het is mij onmogelijk, op zoo'n
papier goed te schrijven, maar ik zal mijn best doen, opdat ik mij
niet over mijn schrift behoef te schamen, en de menschen niet zullen
zeggen: wat een slecht schrift (1 woord). Dat, wat mij niet raakt,
zal mij niet ongerust maken. De man met wiens automobiel de dieven
vluchtten, is nu gestorven; de misdadigers hadden hem bijna vermoord.



8.

Deze portier is een zeer sterke man; zijn voorganger was zeer zwak;
ik zag hem eens vechten; hij viel op den grond en brak zijn been. De
mijnwerkers moeten veel werken; schaapherders en politieagenten bijna
nooit. Eene koe loopt vlug, een paard loopt vlugger, doch een hond
loopt het vlugst. Nadat zij de appels gestolen hadden, gingen zij naar
huis; zonder iets aan hunne ouders te zeggen, gingen zij naar bed,
sliepen spoedig in en bleven rustig slapen tot 7 uur den volgenden
morgen. Nadat het den halven dag had geregend, helderde de lucht
op, de zon kwam te voorschijn en het weêr werd prachtig. Heden las
ik een mooie vertaling van den brand te Scheveningen. De schrijver
was verrukt over het prachtige gezicht, dat hij 's morgens aan het
strand (vert. zeeoever) genoot en over het nog veel mooiere gezicht,
dat hij 's avonds gedurende den brand waarnam. Weet gij wel, hoe
laat het reeds is? Het is al kwart voor acht en de muziek begint
om kwart over acht. Laten wij ons dus haasten, want ik verlang,
dat gij het hoort. Toen ik het boek gelezen had, gaf ik het aan
mijn zwager. Vroeger waren de menschen veel sterker dan in den
tegenwoordigen tijd. Ik wensch, dat gij vroeger naar uw werk gaat; gij
zijt altijd laat. Onze vroegere hoofdonderwijzer is nu hoofd der school
in mijn geboorteplaats. In mijn tuin groeit een groote verscheidenheid
van bloemen, maar de mooiste van allen is de roos. Vriendschap is zeer
aangenaam, maar door een zoogenaamden vriend met een stok geslagen te
worden, is geen bewijs van vriendschap. Hij is een groote schreeuwer;
het schijnt, dat hij denkt, dat alle menschen doof zijn. Deze man heeft
mooie appelboomen, maar indien gij iets moois wilt zien, ga naar mijn
buurman, die heeft veel moois in den tuin. Om met een weegschaal te
kunnen wegen, moet men gewichten hebben, opdat men het gewicht van
een voorwerp kan bepalen.



9.

Ik zag eens een armen man. Al zijn kleeren waren versleten (verslijten
= eluzi). Wat hij sprak kon niemand verstaan. Van overal kwamen
kinderen aangeloopen om zoo'n vreemden man te zien. Ieder kind wilde
hem het beste zien en gebruikte allerlei middelen, de anderen weg te
drukken. Hij begon weer iets te spreken, maar daar hij te zacht sprak,
kon men niets hooren. Iemand van de politie liep naar hem toe en vroeg
hem, wie hij was, van waar hij kwam, hoe hij heette, wiens onderdaan
hij was, waarom hij niet beter gekleed was, hoeveel kinderen hij had,
wat zijn beroep was en wanneer hij hierheen gekomen was. De man keek
den politieagent flink in de oogen en zei toen in het Esperanto: Ik
spreek slechts de Spaansche taal en een weinig Esperanto. Gelukkig,
zei de politieman, dat laatste spreek ik ook. Toen begon hij Esperanto
te spreken en vroeg alles nog eens. Wat een geluk is dat voor mij,
zeide de arme man; ergens ver van mijn vaderland met iemand te kunnen
spreken. Daar, zeide hij, steeds wijzende naar het Zuiden, ligt mijn
vaderland, mijn Spanje. Overal ben ik al geweest, doch nergens en
nog nooit in zulke droevige omstandigheden als hier. Ik heb veel
geld bij mij; ik zal u alles geven, zoodat ik niets overhoud. Zoo
arm als gij misschien denkt, ben ik niet, doch ik heb een voorgevoel
(antauxsento) dat men mij om de een of andere reden het geld zal
ontrooven (forrabi). Op de een of andere manier zal men misschien
trachten dit te doen. Ik ben echter niemands vijand, ik heb totaal
geen vijand, daarom kan het gebeuren, dat men mij heelemaal geen
kwaad doet. Maar ik zal uwe vragen beantwoorden.

Ik ben een spaansch hoveling. Gij kent koning Alfonso? Nu, diens
onderdaan ben ik. Om geen enkele reden zal ik voor u de waarheid
verzwijgen. Ik had een of andere boodschap voor den koning van
Denemarken. Wegens de spoorwegstaking kon ik Madrid op geen enkele
manier verlaten en op last van den koning moest ik op elke manier
trachten, Madrid te verlaten. Ik deed mijn best, want de koning wordt
overal direct boos om, en ik moest een geldzending overbrengen. Ik
verliet Madrid door middel van een luchtballon (aerostato), hopende
te kunnen landen (surterigxi) daar, waar geen staking heerschte. Ik
nam geen voedsel mee en droeg mijn beste kleeren. De ballon daalde
niet, voordat ik deze stad bereikte. Ginds nabij dat kleine huis
ben ik geland. De menschen beroofden mij van al mijn kleeren en
gaven mij deze vodden terug en ook het geld. Daarom heb ik zooveel
geld bij mij. Ik verzeker u, ik ben een ieders vriend en wil niets
kwaads doen. Mag ik om iemands hulp verzoeken? Natuurlijk, zeide de
politieman en leidde den man, die beefde van koude, honger en dorst,
naar het politiebureau, waar men voor alles zorgde.



10.

Toen wij het huis bereikt hadden gingen wij naar binnen. Aan den boom
had hij een touw gebonden. Hij was door het leven wakker geworden. De
verwelkte bloemen liggen in den tuin (verwelken = velki). Zijn
gezicht was rood geworden van schaamte. Hij had den drank vervloekt
door te zeggen: "Vervloekte drank" (vervloeken = malbeni). Het blad
(tabulo) van de tafel was geheel gebarsten. Ik had hem om 5 uur
gewekt. Eindelijk was het huis bereikt. De geel geworden bladeren
lagen op den grond. Hij was door het leven wakker gemaakt. Ik zou
de vloer aangeveegd hebben, indien hij niet zoo bedekt geweest was
met zand. Ik zou niet zoo dik geworden zijn, indien ik niet zoo veel
geld verdiende. Gisteren zag ik mijn ouden buurman nog; die was zeer
oud geworden. Dit huis is gebouwd in het jaar 1910; mijn broer zou
het gebouwd hebben, maar werd ziek en het duurde te lang eer hij weer
gezond werd. Zonder aan zijn kinderen te denken, ging hij in de herberg
en dronk zooveel, tot hij dronken was. Daar ik hem niet gezien had,
wist ik daar niets van. Ofschoon het weinig geregend had, waren de
rivieren goed bevaarbaar. Men zegt dat in het buitenland hongersnood
(malsatego) heerscht, maar ik heb daarvan niets gelezen. Evenwel,
ik zou het ook niet gelezen kunnen hebben, want ik moet de courant
nog ontvangen. De meeren in Holland zijn bijna allen drooggemaakt
(senakvigi); maar toen de menschen ze drooggemaakt hadden, kon het
land nog niet dadelijk bewerkt worden.



ESPERANTO-EXAMENS 11 OCTOBER 1916.

Opgave Examen A.


_Ter vertaling_:


     1. Als de kat ziek was, zou ze niet eten.
     2. Uw huis is zeer oud, verkoop het.
     3. Een viertal musschen zat op het dak.
     4. Zij zeide het haar tweemaal.
     5. In den herfst is het niet meer zoo warm als in den zomer.
     6. Gij moet dat zoo goed mogelijk doen.
     7. De soldaten marcheerden zingende door het dorp.
     8. Vele gewonden sterven, verlaten op het veld.
     9. Een mes snijdt goed als het scherp is.
    10. Maria is de oudste van zijne zusters.
    11. Des morgens verschijnt de zon opnieuw.
    12. Ik herinner mij den naam van die bloem niet.
    13. De kat sprong van den stoel op de tafel.
    14. Wij reden (te paard) door een bosch waar de takken
        voortdurend onze schouders raakten en de vogeltjes
        voortdurend zongen tusschen de groene bladeren.
    15. Mijn dochtertje had een gulden gespaard.
    16. Te veel zout bederft het eten.
    17. Het geheugen verzwakt als men oud wordt.
    18. Die daad is zeer te betreuren.
    19. Zijn slecht schrift is niet te lezen.
    20. Hare voorouders leefden in Engeland.



OVERZICHT KORELATIVOJ.


+--------------+-----------------------------------------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+
|              |               KUNNEN VERANDEREN:              |               |               |               |               |               |  Bezitter of  |
|              |-----------------------------------------------|    Plaats.    |    Reden      |               |     Manier    |               |   eigenaar.   |
|              |    Soort.     |   Onbenoemd   |   Bepaalde    |               |      of       |     Tijd.     |      of       |  Hoeveelheid. |  (Persoon of  |
|              | Hoedanigheid. |      ding.    |    persoon    |               |   oorzaak.    |               |     wijze.    |               |     zaak).    |
|              |               |               |    of zaak.   |               |               |               |               |               |               |
+--------------+---------------+---------------+---------------+---------------|---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+
|              |     Ia        |     Io        |     Iu        |     Ie        |     Ial       |     Iam       |     Iel       |     Iom       |     Ies       |
|Grondwoorden. | de (het) een  |     iets,     |    iemand,    |    ergens,    |   ergens om,  |  eens, ooit,  | op de een of  |      wat,     |    iemands,   |
|              |  of andere,   |  het een of   |     eenig,    | op de een of  | om de een of  |  op zekeren   |  andere wijze |   'n beetje,  |  van den een  |
|              |  een zekere,  |   het ander.  |   de een of   | andere plaats.| andere reden. |  tijd, op de  |               |   een weinig, |    of ander,  |
|              |  eenigerlei.  |               | andere persoon|               |               | een of andere |               |      iets.    |   van iets.   |
|              |               |               |    of zaak.   |               |               |      tijd.    |               |               |               |
|              |               |               |               |               |               |               |               |               |               |
|              |     Kia       |      Kio      |      Kiu      |     Kie       |     Kial      |     Kiam      |     Kiel      |     Kiom      |     Kies      |
|Vragend.      |     welke,    |      wat.     |   wie, die,   |     waar,     |    waarom,    |   wanneer,    | hoe, op welke |   hoeveel,    |    wiens,     |
|Betrekkelijk. | wat voor een, |               |  welke, dat,  |    op welke   |   om welke    | op welke tijd,|    manier,    |     welke     |     wier,     |
|Uitroepend.   |  welke soort  |               |    dewelke.   |     plaats.   |     reden.    |   toen, als,  |   hoedanig,   |  hoeveelheid  |   van wie,    |
|              |      van.     |               |               |               |               |    zoodra.    |  als, zooals. |      als.     |    welks.     |
|              |               |               |               |               |               |               |               |               |               |
|              |     Tia       |      Tio      |      Tiu      |      Tie      |      Tial     |      Tiam     |     Tiel      |     Tiom      |     Ties      |
|              |   zoodanig,   |      dat.     |   die, dat,   |  daar, ginds, |    daarom,    |  dan, toen,   |     zoo,      |   zooveel,    |    diens,     |
|Aanwijzend.   |   dusdanig,   |               |    diegene.   | op die plaats.| om die reden. | op dien tijd, | op die manier,|   zulk een    |     dier,     |
|              |   dergelijk,  |               |               |               |               |   destijds.   |   derwijze.   |  hoeveelheid. |   van die,    |
|              |   zulk een,   |    Tio cxi    |    Tiu cxi    |    Tie cxi    |               |               |               |               |   deszelfs.   |
|              |zulk een soort.|      dit.     |      dit.     |     hier.     |               |               |               |               |               |
|              |               |               |               |               |               |               |               |               |               |
|              |     Cxia      |     Cxio      |     Cxiu      |     Cxie      |     Cxial     |     Cxiam     |     Cxiel     |     Cxiom     |     Cxies     |
|Verdeelend.   |elke soort van,|     alles,    |     ieder,    |     overal,   |   overal om,  |    altijd,    | op elke manier|     alles,    |    ieders,    |
|Alles         | iedere soort, |      alle,    |    iedereen,  |     op alle   | om elke reden.|   ten allen   |   of wijze.   |   de gansche  |     elks,     |
|omvattend.    |       elk,    |    elk ding.  |     elk een.  |    plaatsen.  |               | tijde, steeds.|               |  hoeveelheid. |   van ieder.  |
|              |      ieder.   |               |               |               |               |               |               |               |               |
|              |               |               |               |               |     Nenial    |     Neniam    |     Neniel    |     Neniom    |     Nenies    |
|              |    Nenia      |    Nenio      |    Neniu      |    Nenie      |  nergens om,  |     nooit,    |   geenszins,  |     niets,    |    niemands,  |
|              |  geen enkele  |     niets,    |    niemand,   |    nergens,   |    om geen    |     nimmer,   | op geen enkele|   niemendal.  |  van niemand. |
|Ontkennend.   |   soort van,  | niet een enkel|      geen,    |op geen enkele | enkele reden. | op geen enkel |     manier,   |               |               |
|              |   geen enkel, |      ding.    |  geen enkele. |     plaats.   |               |   oogenblik.  | in 't geheel  |               |               |
|              |   geenerlei.  |               |               |               |               |               |     niet.     |               |               |
+--------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+



AANTEEKENINGEN


[1] Evenals in 't Nederlandsch in _hij kan vliegen_, _hij wil
schrijven_ de tijdvorm in slechts één werkwoord wordt uitgedrukt,
gebeurt dit ook in 't Esperanto, dus _li povas flugi_, _li volas
skribi_.

[2] De uitgang _os_ wordt later verklaard.



UITGAVEN VAN W. ZWAGERS TE ROTTERDAM.



ESPERANTO-UITGAVEN.

_A. BLOK._ HET ESPERANTO IN TWINTIG LESSEN, bewerkt voor
Zelfonderricht. Cursus en Schoolgebruik, _zevende druk_      ing. f
 1.10. gecart. f 1.65.

_A. BLOK._ SLEUTEL OP HET ESPERANTO IN TWINTIG LESSEN, ten behoeve
van Zelfstudeerenden en Onderwijzers in Esperanto, _derde druk_
f 0.50.

_A. BLOK._ ESPERANTO-ZAKWOORDENBOEKJE.

Esperanto-Nederl. en Nederl.-Esperanto      f 0.55.

Een populaire uitgave, waarin men de meest gebruikt wordende woorden
en uitdrukkingen kan vinden. Het leent zich uitnemend om steeds bij
zich te dragen.

_MERKURIO_ (Rotterd. Esp.-Vereen.) HANDELSBRIEVENBOEK
ESPERANTO-NEDERLANDSCH      f 1.20.

Voor _Vereenigingen_ gelden tevens de getalsprijzen: bij 5 ex. f 1.-,
10 ex. f 0.90, 25 ex. f 0.85, 50 ex. f 0.80 per ex.

Leden van Vereenigingen kunnen dus dit uitnemende boekwerk, waar
alle soorten brieven, ook voor _particulier gebruik_, in voorkomen,
bij gezamenlijke bestelling voor een beduldend lageren prijs bekomen.

WAAR FAALT HET PLAN DER PACIFISTEN?

Esperanto, fundament voor wereldvrede?      10 ct.



UITGAVEN VAN W. ZWAGERS TE ROTTERDAM.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Het Esperanto in Twintig Lessen" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home